Serie: Wij bidden
“De koning zei tegen mij: Wat verzoekt u dan? Toen bad ik tot de God van de hemel en zei tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, en als uw dienaar u welgevallig is, dat u mij dan naar Juda stuurt, naar de stad met de graven van mijn vaderen, zodat ik die weer op kan bouwen.” (Nehemia 2:4 en 5 - HSV)
“‘Wat is dan je wens?’ vroeg de koning. Ik bad tot de God van de hemel, [5] en antwoordde de koning: ‘Als het de koning goeddunkt, en als u het mij, uw dienaar, toestaat, zend mij dan naar Juda, om de stad te herbouwen waar mijn voorouders begraven liggen.’” (Nehemia 2:4 en 5 – NBV21)
Hoe vaak doe jij een schietgebedje? En heb jij dan ook wel eens het gevoel dat het een beetje oneerbiedig is hoe je dan met God spreekt? Of zelfs dat het niet eens een heel bewust gebedje tot God was, maar was het meer een noodschreeuw dan dat je echt tot God bad. Als ik jou zou vragen hoeveel schietgebedjes je in de Bijbel kunt benoemen, hoeveel zou jij er weten? En dan echt een schietgebedje, niet een kort gebed in nood, maar echt iets als van snel tussen neus en lippen door. Eerlijk gezegd zou ik er niet zo snel een paar kunnen opnoemen. Toch komen we er eentje tegen bij Nehemia.
Eigenlijk is dit het tweede gebed van Nehemia wat in zijn boek is opgeschreven. Het boek Nehemia begint namelijk als vervolg op het boek Ezra. Men is zelfs van mening dat deze twee boeken vroeger maar één boek is geweest. Na het herstel van de tempel komen er met de broer van Nehemia een aantal mannen terug vanuit Juda. Nehemia vraagt dan hoe het met zijn volksgenoten is, die ontkomen zijn. Dat zouden de mensen kunnen zijn die de tempel hebben herbouwd, maar nog logischer zou zijn dat dit de mensen zijn die achtergebleven zijn aan het begin van de ballingschap. De boodschap die Nehemia krijgt is verschrikkelijk. Het is drama daar, Jeruzalem is niet eens meer een stad te noemen. Op dat moment begint Nehemia te bidden. Eerst opnieuw als een schuldbelijdenis namens het volk.
Nehemia’s eerste gebed is heel erg intens en gaat ook met vasten gepaard. Het is duidelijk dat Nehemia alleen maar gericht is op zijn gebed tot God. Daarom vast hij er ook bij. Dat waren geen instellingen van God, maar hij gebruikt dit nu wel om zich vol overgave aan het gebed te wijden. Uiteindelijk is het zijn gebed om ontferming, maar hij neemt zich ook voor om er met de koning over te gaan praten. Hij vraagt namelijk of zijn plan, dat hij maakte in zijn hoofd, mag slagen. Gebed en een weg uitdenken kunnen dus heel goed samengaan.
Toch wil dat ook niet zeggen dat je dan gelijk altijd maar zeker van je zaak bent. Er zijn mensen die zeggen dat als je in geloof bidt, je gewoon moet doen wat je dan doet en dan komt het goed. Alsof elk gebed van ons gelijk is aan Gods plan. Dat weet Nehemia helemaal nu nog niet. Hij vroeg ergens om, maar of hij dat zou krijgen wist hij niet. Net zo goed als een kind om iets vraagt en echt niet altijd weet of zijn vader of moeder hem dat zullen geven. Met deze onzekerheid gaat hij op weg naar de koning. Of eigenlijk wacht hij het moment af. Dat moment komt, als hij als schenker, wijn voor de koning inschenkt en de koning ziet dat zijn gezicht bedroefd staat. Dat zou zomaar je dood kunnen zijn als de koning dat niet aanstond.
En op het moment dat Nehemia zegt dat het toch niet vreemd is dat hij verdrietig is omdat hij gehoord heeft wat de status van Jeruzalem is, vraagt de koning hem wat hij wil. Op dat moment bidt Nehemia opnieuw. Letterlijk een gebed tussen de regels door. Er staat namelijk: “Toen bad ik tot God en sprak tot de koning”. Dat is hier op deze plaats één moment geweest. En alles viel wel op zijn plaats in de kans die hij kreeg, maar toch blijft hij ook God vragen om zegen. Zie je hoe gebed ook werken blijft? Gebed is niet altijd iets van ‘ik bid, ik geloof het en dan krijg ik het’. Bidden is soms ook worstelen met God, waarvan wij niet altijd weten hoe zijn weg zal gaan en juist op die momenten horen ook die schietgebedjes er helemaal bij. Dan mag Nehemia echt wel een voorbeeld voor je zijn in moeilijke situaties.
Gebed: Heer, soms zijn mijn gebedjes niet meer dan een enkel woord of een schreeuw, maar toch geloof ik dat U ook dan naar mij luistert.