Thema: Kolossenzen
“Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is.” (Kolossenzen 3:5 – HSV)
“Laat dus wat aards in u is afsterven: ontucht, zedeloosheid, hartstocht, lage begeerten en ook hebzucht – hebzucht is afgoderij –" (Kolossenzen 3:5 – NBV21)
Je hebt van die momenten dat als je Bijbel zit te lezen dat je ineens ontdekt dat je weer een nieuw verband hebt gevonden. Zeker als je de brieven van Paulus leest, kom je doorlopend van die verbanden tegen. Soms merk ik dan dat ik sommige dingen gewoon heb aangenomen, zonder echt te beseffen wat er staat, soms omdat je dat niet nodig hebt om toch te doen wat er staat. Misschien spreek ik nu een beetje wartaal voor je, dus ik zal het uitleggen. Paulus schrijft in het vervolg aan de gemeente van Kolosse, nadat hij heeft gezegd dat wij met Christus zijn opgewekt, dat we onze leden op aarde moeten doden. Vervolgens komen er een aantal woorden waarmee gelijk duidelijk wordt wat hij bedoelt.
Als je die woorden even tot je neemt, zou je tevreden kunnen zijn omdat je echt wel weet waar het over gaat. Woorden als ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte en hebzucht, dat is toch gewoon logisch dat dit niet bij het leven met God hoort? Natuurlijk is dat logisch, dat heeft niets te maken met een hemels leven. Wat Paulus daarbij nog doet is het eigenlijk heel beeldend maken. Of eigenlijk, hij blijft in het beeld van de brief. Dat heeft te maken met dat ene woordje ‘leden’. Zonder dat woordje goed te kunnen plaatsen, is het wel duidelijk wat niet bij het leven met God hoort, maar kijk even goed naar de verbanden.
Als Paulus zegt dat je je leden die op de aarde zijn moet doden, dan heeft dat allemaal te maken met het vorige hoofdstuk, waar Paulus het heeft over Jezus als het Hoofd van Zijn lichaam en dat wij, doordat wij met Hem gestorven en opgestaan zijn, onderdeel zijn geworden van Zijn lichaam, de gemeente. Je bent dus lid van Zijn lichaam. Lid is dan niet een lid van een vereniging, maar we zijn leden van Zijn lichaam, zoals je been een van de leden van je lichaam is. In die lijn moet je de woorden van Paulus lezen in hoofdstuk 3. Hij trekt hier de lijn van het lichaam door. Eigenlijk zegt hij dus dat de leden die op aarde zijn, die dingen zijn die niet verbonden zijn met het Hoofd van het lichaam.
Het is niet zijn bedoeling om dit een op een over te zetten. De leden van het lichaam van Christus zijn gelovigen, terwijl het hier gaat over zondige, aardse leden, maar hij blijft bewust wel in die lijn om duidelijk te maken dat die leden die op de aarde zijn onderdeel zijn van je oude, gestorven lichaam. Jij bent met Christus gestorven, dus die leden die op de aarde zijn die moet je ook daadwerkelijk doden in de zin van afstand van doen. Ze horen namelijk niet bij het lichaam van Christus. Ondanks dat het bij het lichaam van Christus niet gaat over bepaalde manieren van leven, houdt hij het wel in deze lijn.
Jij bent als geheel, zoals je heilig bent in Christus, een van de leden van Zijn lichaam. Jij als de ene lid, stelt Paulus eigenlijk ook weer voor als een apart lichaam, waar leden aan kunnen zitten die aards zijn en niet hemels. In het lichaam van Christus ben je vanuit Gods perspectief helemaal rein en heilig en dus ook een eenheid als lid, terwijl je aan de aardse kant van ons bestaan nog te maken hebt met je eigen (geestelijke) lichaam met leden die niet hemels zijn. Neem daar afstand van. Breek met die zondige natuur op het moment dat die toch nog weer de kop op steekt, want jij bent als geheel lid van het lichaam van Christus en daar past niet langer het aardse leven bij. Bedenk dat jouw aardse bestaan in Christus is gedood en laat dan ook geen leden daarvan in leven. Het zijn namelijk die dingen waar de toorn van God over komt. En wij willen, als leden van het lichaam van Christus, heilig en rein voor God zijn, niet alleen omdat we dit in Christus zijn, maar ook omdat we zo willen leven in ons leven hier nog op aarde. Zo leef je hemels en zoek je de dingen die boven zijn en dood je de leden die op de aarde zijn.
Gebed: Heer, dank U dat U mij heilig en rein maakte en onderdeel laat zijn van Uw lichaam en daarom laat ik mijn oude leden op aarde niet in leven, maar breek met alles wat niet hemels is.