Thema: Kolossenzen
“Wij danken de God en Vader van onze Heere Jezus Christus altijd wanneer wij voor u bidden.” (Kolossenzen 1:3 – HSV)
“In al onze gebeden danken wij God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, voor u.” (Kolossenzen 1:3 – NBV21)
Er zijn twee kanten en aan allebei de kanten kun je iets leren. Wellicht denk je: “Waar heb jij het over”? Ik heb het over de woorden van dank die Paulus uitspreekt naar de gemeente in Kolosse. Je kunt die dankwoorden bekijken vanuit Paulus, maar je kunt ze ook bekijken vanuit de gemeente in Kolosse. Daarmee kun je iets leren van Paulus, maar je kunt ook iets leren van de gemeente. Ik zou je willen uitdagen om het allebei te doen. En natuurlijk ben jij Paulus niet en heb jij misschien ook helemaal geen leidinggevende rol in de kerk, maar dat hoeft niet uit te maken. Jij hebt misschien wel mensen die jij meemaakt waar jij dankbaar voor bent.
Wat doet Paulus? Hij begint in het vervolg van deze brief om zijn dank uit te spreken. Eigenlijk spreekt hij zijn dank niet uit naar de gemeente, maar hij verwoord hoe hij God dankt vanwege het geloof in de gemeente. Als Paulus voor de gemeente in Kolosse bidt, dan dankt hij ook altijd voor het geloof dat er in die gemeente is. Tot op de plaats waar Paulus op dat moment is, is doorgedrongen hoe de gemeente gelooft in Jezus, de liefde die er onderling is en de hoop die er voor hen is.
Hoe zouden wij, als Nederlanders deze brief zijn begonnen? Misschien een wat vervelende vraag, maar toen ik in mijn burn-out zat en een gesprek met een coach had, zei hij: “Theo, boven Nederland hangt een grote donkere wolk en daarin staat met grote letters ‘niet goed genoeg’, als je daaraan wilt voldoen, blijft het misgaan”. Ik heb nog vaak aan die uitspraak gedacht en niet alleen dat dit wellicht ook echt klopt, maar ik stel mijzelf ook regelmatig de vraag: “In hoeverre ben ik er schuldig aan dat een ander het gevoel zou krijgen dat hij nooit goed genoeg is”. Want even heel eerlijk: Een oordeel over wat niet goed gaat, gaat ons veel makkelijker af dan een compliment dat er ook dingen goedgaan. Ik hoop dat jij daar helemaal geen last van hebt, maar ik soms wel. En dan lees je de woorden van Paulus. Hij is vooral dankbaar en bemoedigend in zijn eerste woorden. Natuurlijk is hij soms ook ondubbelzinnig duidelijk over wat er niet goed gaat, maar zo begint hij niet.
Dat is de les die in de dankwoorden van Paulus zit. In zijn dankgebed kan hij God oprecht danken voor wat hij in Kolosse ziet. Hij neemt de tijd om te danken en dit ook te delen met de gemeente. Eigenlijk schrijft hij zijn hele dankgebed voor de gemeente uit en daarmee is het niet alleen een dankgebed, maar ook een bemoediging voor de gemeente. Hun geloof valt op en wordt gezien. En dat is voor ons ook goed om aan anderen terug te geven.
Tegelijk zou je eens moeten kijken naar de beschrijving van het geloof zoals Paulus het ziet bij die gemeente en daar ook je eigen geloof weer eens naast leggen. Het geloof in Jezus, maar ook het liefhebben van de heiligen. Daarin zie je ook weer iets terug van hetzelfde wat Paulus eigenlijk doet in de bemoedigen aan de gemeente. Het is de liefde voor de heiligen onderling wat elkaar helpt om vol te houden in geloof. En daarnaast ziet Paulus ook de hoop. Als je goed leest is dat niet iets dat hij ziet, maar gaat het om een feit dat er is.
Paulus is dankbaar dat er hoop is voor de gemeente. Hoop die in de hemel is weggelegd. Dat is niet een beleving van de gemeente, maar een logisch gevolg van het geloof dat Paulus ziet en dus eigenlijk een constatering van een feit. Het geloof in Jezus heeft een absolute zekerheid: De hoop op je plaats in de hemel! En die hoop doet er hier bij Paulus toe. Eigenlijk is ook dat een bemoediging, die er als vanzelf bijkomt. Hoe zwaar het leven ook is, er is meer en dat is de hoop op de eeuwige toekomst met Jezus. Laten wij net als Paulus dit soort woorden naar elkaar uitspreken en tegelijk ook leren van het geloof dat je bij de ander ziet.
Gebed: Heer, ik dank U voor de gelovigen om mij heen en wat ik in hen zie, maar ook wat ik van hen mag leren.