Thema: Gelukkig met de psalmen
“Een onderwijzing van David. Welzalig is hij van wie de overtreding vergeven, van wie de zonde bedekt is.” (Psalm 32:1 – HSV)
“Van David, een kunstig lied. Gelukkig de mens wiens ontrouw wordt vergeven, wiens zonden worden bedekt.” (Psalm 32:1 – NBV21)
Er zijn voorgangers die hun eerste preek voor een paar koeien hebben gehouden, mijn eerste preek hield ik op een zolderkamer voor een computerscherm. Eigenlijk om eens te kijken, in de periode dat ik theologie studeerde of ik dat ook kon, preken. Verder niet zo heel belangrijk meer hoe dat toen verder is gegaan, maar ik weet nog wel waar deze ‘preek’ over ging. Over psalm 32. Ik denk dat ik er nu wel iets anders insta dan toen. En misschien is psalm 32 ook wel een beetje een psalm waar het heel nadrukkelijk over zonden gaat. En willen we dat nog wel op deze manier?
Natuurlijk hebben we het veel liever over het tweede gedeelte van de psalm waar God tegen David zegt dat Hij inzicht geeft in de weg die hij moet gaan. Veel liever zeggen we tegen elkaar dat je bij God mag zijn die je bent. En misschien schuurt juist dan psalm 32 wel op een vervelende manier. David begint met uit te spreken wanneer een mens echt gelukkig of welzalig is. Welke mens is er nu echt gezegend? Het blijkt dat David dat niet eens in ene keer kan zeggen. Het heeft het woord twee keer nodig in deze psalm. Het is de psalm waarin David het heeft over de moord op Uria en het overspel met Bathseba.
Hij heeft ervaren dat je pas echt gelukkig bent als je overtredingen en zonden vergeven zijn. De NBV21 vertaalt het woord ‘overtredingen’ hier met ‘ontrouw’. Vanuit de achtergrond is dat ook misschien nog wel passender, maar daarmee maak je de psalm ook wel weer heel erg specifiek. Letterlijk staat er ‘vergrijp’ of ‘het schenden van regels’. En eigenlijk geeft David het in de bijzin ook gelijk woorden door het ‘zonde’ te noemen. Als dat vergeven en bedekt is, dan ben je gelukkig. En symbolisch was het bedekken natuurlijk door het bloed van het offer dat tussen God en die zonde in was gekomen. Dan was het bedekt. Natuurlijk is dat ook weer een verwijzing naar het bedekken en vooral wegnemen zoals Jezus dat doet. Het woord ‘vergeven’ mag je ook vertalen met ‘wegnemen’ of ‘optillen’.
Nu zou je kunnen zeggen: “Nou, dat is dan mooi”. Toch is dat wel iets te snel. Je zou de tegenvraag kunnen stellen aan David: “Maar gebeurt dat dan zomaar, automatisch”? Dat lijkt wij in de kerk tegenwoordig wel steeds vaker te denken. Jezus heeft betaald, dus het is goed en als je daar nog iets bij doet wordt het ineens religieus genoemd. Toch geeft David wel antwoord op die vraag van ‘hoe dan’. Hij begint wel met het uitspreken hoe gelukkig hij is, maar hij is ook wel zo eerlijk om te vertellen dat het niet zo heel gemakkelijk is gegaan. Eerst heeft hij namelijk een tijd gezwegen en bleef hij met zijn geheim rondlopen. Kennelijk met de gedachte dat God het was ontgaan. Het gevolg was dat hij er ziek van werd en pijn in zijn botten ervan kreeg.
Vergeving is wel beschikbaar, maar het geluk ontvang je er pas van als je het in Gods licht brengt. Pas toen David het beleed veranderde er iets voor hem. Wilde God eerder niet vergeven dan? Die vraag is erg lastig, omdat God ook wil dat we het belijden. Dat is gewoon iets in Gods principe. En als je dan de tweede welzaligheid wilt ontvangen, maakt David straks ook nog duidelijk dat er iets in je houding moet veranderen. Niet als een regel van religie, maar omdat je juist in relatie met God leeft. En een relatie blijft alleen maar bestaan op het moment dat er openheid van twee kanten is. En dan ben je pas echt gelukkig.
Gebed: HEER ik belijd mijn zonden, niet omdat ik mij gelukkig wil voelen, maar omdat U mij gelukkig maakt als mijn relatie met U open en eerlijk is.