"Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus." (Filippenzen 3:20)
Hemelburger zijn op aarde is een uitdaging. Het leven in de hemel, dat door de Geest van God al in je is, is een totaal ander leven dan het leven op aarde. En daarbij is de strijd tussen ziel en vlees aan de ene kant en je geest, die verenigt is met de Geest van God, of misschien nog beter: De Geest van God in jou, je nieuwe mens, ook realiteit van elke dag. Maar met welke houding ben je dan nu nog op aarde?
Het is niet zomaar dat Paulus het tegen de Filippenzen over het burgerschap heeft. Andere vertalingen vertalen misschien zelfs wel beter met 'burgerrecht'. De stad Filippi was namelijk een bijzondere stad in het Griekse gebied. Natuurlijk was het hele Griekse gebied onderdeel van het grote Romeinse rijk, maar Filippi was daar een uitzondering in. Filippi was eigenlijk een kolonie in het Griekse gebied met Romeins burgerrecht. En daar waren ze een uitzondering in ten op zicht van de rest van het Griekse gebied. Eigenlijk waren ze dus echt Romeins gebied in het Griekse gebied. Een kolonie dus met andere rechten dan het gebied er omheen. En daar waren ze in Filippi trots op.
En wat zegt Paulus dan tegen die trotse Fillipenzen? Hij zegt: Jullie burgerrecht is in de hemel. Dat wat ze voelden met hun Romeinse burgerrecht, midden in het Griekse gebied, dat spiegelt Paulus dus op hun geestelijke status. Jullie zijn een hemelse kolonie, midden in het aardse land. De trots van het Fillipenzen over hun Romeinse burgerrecht roept Paulus dus eigenlijk ook op over hun hemelse burgerrecht als gelovigen in Jezus. Hij speelt in op dat gevoel en die politieke situatie.
Is trots een verkeerd gevoel? Dat is een lastige vraag, maar mag ik je wel vragen of je met trots een hemelse kolonie bent op aards gebied? Draag je met eer je hemelse burgerrechten? Niet om een politieke strijd te voeren, maar om een hemelse doorbraak te creeëren. De tijd die je op aarde leeft is dus geen passieve tijd, maar een actieve tijd om een hemelse kolonie in vreemd gebied te zijn. Daarmee plaats je jezelf dus in een uitzonderingspositie. Een positie waarmee je het hart van jouw Koning laat zien aan het aardse gebied om je heen. Het gaat niet om de regels, maar het gaat om je Koning, het gaat om je Heer! Dat is waar het om moet gaan.
Je leeft nu op aarde, maar je hart is al in de hemel. Het burgerrecht ligt al in je hart, je bent geen aardsburger meer, maar je bent een hemelburger, met het besef dat er een moment gaat komen dat je werkelijk je intrek zult nemen in de hemel. Want hier op aarde verwachten wij onze Zaligmaker Die straks ons lichaam gelijkvormig zal maken aan Zijn verheerlijkt lichaam. Zover zijn we nog niet, dat komt nog. Nu zijn we nog hemelburgers op aarde om de glorie van onze Koning te laten zien aan de mensen om ons heen, zodat ook zij zich zullen uitstrekken naar dat hemelse leven en zodat de naam en de glorie van onze Koning alleen maar groter zal worden.
Hemelburgers zijn we niet gedwongen, maar hemelburgers zijn we verwachtend, maar ook met trots. We stralen hemelse heerlijkheid uit. Als mensen in gesprek met je gaan over de hemel en over je Koning, dan deel je als kolonist alles uit van het land dat jij vertegenwoordigt: Hemelse heerlijkheid, hemelse vrede, hemelse gerechtigheid, hemelse genezing, hemels herstel en hemelse bevrijding. In de Naam van Jezus.
Gebed: Heer, wat is Uw Koninkrijk geweldig en met eer wil ik Uw Koninkrijk uitdragen op aarde, als kolonie in het nog aardse gebied. Voor U, omdat U mijn Koning bent.