“En Samuël zei: Wat hebt u gedaan? Toen zei Saul: Omdat ik zag dat het volk zich begon te verspreiden, bij mij vandaan, en omdat u niet op de vastgestelde tijd kwam, en de Filistijnen in Michmas verzameld zijn, zei ik bij mijzelf: Nu zullen de Filistijnen op mij afkomen in Gilgal, en ik heb niet getracht het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen” (1 Samuël 13:11 en 12a)
De eerste barsten worden zichtbaar in het leiderschap van Saul. En misschien zou er op dit moment nog niets aan de hand hoeven te zijn. Op dit moment verspeelt Saul wel het eeuwige koninkrijk. Het koninkrijk zal vanaf dit moment niet meer op zijn generatie overgaan, maar op zich zou het leiderschap van Saul nog geen mislukking hoeven te zijn, maar het wordt hier ineens wel duidelijk op welke manier satan leiderschap kan aantasten.
De Filistijnen vallen het land binnen en blijkbaar had Saul een afspraak met Samuël dat hij zou komen om een offer te brengen. De woede van de Filistijnen was begonnen nadat Jonathan, de zoon van Saul een garnizoen van de Filistijnen had verslagen. En dan loopt de spanning op en daar begint het verkeerd te gaan. En ik denk dat dit bij heel veel leiders het punt is dat het fout gaat en zeker ook bij leiders in de kerk. Er gebeuren dingen die je niet wil en dan slaat de angst toe.
En met dat Samuël wegblijft merkt Saul dat het volk bij hem wegtrekt. Ja, het trekt bij hem weg. Saul is bang dat hij het volk gaat kwijtraken, terwijl de vijand eraan komt. En wat doet hij? Hij doet datgene wat hij nooit mocht doen: offeren. Hij is ongehoorzaam omdat mensen gaan weglopen. En dan moet je eens lezen waarom hij wilde offeren. Offeren mocht hij in ieder geval al niet doen want Saul was geen Leviet. Maar hij gaat offeren, niet meer omdat de strijd, Gods strijd is, maar omdat hij Gods aangezicht gunstig wil stemmen.
Dat was toch eigenlijk niet nodig? De strijd was toch de strijd voor Gods eigendom? De vorige keer was toch duidelijk geworden dat waar Saul Gods boosheid over de vijanden uitdroeg, dat er zegen op kwam? En nu wil hij Gods aangezicht gunstig stemmen. Alsof God een afgod is. En angst speelt hierbij een hele grote rol. Hij voert hier niet meer de strijd in Gods kracht, maar in eigen kracht. En daar gaat het mis in het leiderschap. Het gaat niet meer om Gods eigendom, maar om Saul zelf.
En daarbij wordt hij bang omdat de Filistijnen op hem afkomen. Er is niets meer te vinden van de verontwaardiging dat ze afkomen op Gods eigendom! En dan komt ineens Samuël, blijkbaar niet eens echt te laat. Het lijkt dat Saul dacht dat Samuël die dag niet meer zou komen. En dan staat hij er.
Leiderschap in de kerk gaat fout als het niet meer gaat om God Zelf. Boodschappen die worden aangepast uit angst dat de kerk leegloopt, keuzes die gericht zijn om de mensen bij een leider te houden. Dan begeven we ons op levensgevaarlijk terrein. Dan kan een leider gezalfd zijn, maar dit zomaar kwijtraken. Dit is pas een begin en angst begint hier te regeren en de tegenstander heeft zijn voet tussen de deur.
Gebed: HERE God, leiders hoeven niets bij elkaar te houden, ze hoeven alleen gehoorzaam te zijn aan Uw opdracht, zelfs als dan mensen weglopen. En Uw aangezicht is gunstig gestemd door Jezus Zelf en ik mag in Uw vrede leven.