"Mijn dienaar Mozes is gestorven. Nu dan, sta op, steek deze Jordaan over, u en heel dit volk, naar het land dat Ik aan hen, de Israëlieten, ga geven." (Jozua 1:2)
Het is al even geleden dat we Israël in de woestijn achterlieten en dat Mozes was gestorven. We hebben aan het begin van het jaar gezien hoe Israël uit de slavernij werd bevrijdt en op weg ging naar het land van vrijheid dat God hen had beloofd. En wij zijn meegegaan, weg uit de slavernij, door de woestijn, richting de vrijheid, richting het beloofde land. Het was opmerkelijk hoeveel overeenkomsten er waren tussen Israël en de weg van het geloof. We pakken na alle afgelopen maanden van nadenken over onze identiteit, over Koninklijk leven en over het werk van de Heilige Geest, het laatste stukje van de reis van Israël op. Want tot aan de grens komen is mooi, maar we mogen, vooruitgrijpend op de volkomen vrijheid in de hemel, ook nu al onze voeten zetten op het land van het Koninkrijk dat hier al zichtbaar wordt op aarde.
We hebben de afgelopen tijd gezien wie wij in Christus mogen zijn en hoe we Zijn Koninkrijk op aarde zichtbaar mogen maken, tot op het moment dat Jezus terugkomt. Op dezelfde manier was het volk Israël nu aan de grens gekomen. De grens van het beloofde land, waar het volk recht op had. Recht omdat Israël God Eigen volk was en dat Hij hen dit land had gegeven. Omdat ze Gods Eigen volk zijn hebben ze recht op vrijheid en overvloed van melk en honing. En dat terwijl de eeuwige heerlijkheid nog niet is aangebroken. Er is één voorwaarde om er nu al van te mogen genieten: Gehoorzaamheid aan God. En dat is geen harde regel, maar zodra de gehoorzaamheid verdwijnt, is ook het vertrouwen in God weg en dan verlies je het land dat je hebt ontvangen. Dat geldt voor Israël en dat geldt voor jou.
Jozua heeft de leidersstaf opgenomen, nadat Mozes in de woestijn is achtergebleven, of misschien door God al is meegenomen naar de hemel. Mozes die aan de ene kant de man van bevridjing was, maar aan de andere kant ook de man van de wet. En Jozua die symbool staat voor de man van genade. Want hoe dan ook was er geen enkele verdienste bij Israël dat zij recht zouden hebben op dat prachtige land. Het recht lag alleen hierin dat God met dit volk was begonnen. En door Gods genade en wie wij mogen zijn in Christus, is dat ons recht om in vrijheid te leven.
En Jozua mag verder met dit volk, wat het al zo vaak had verbruid. En dan ligt dat land voor hem en je hoort hem bijna denken: "Hoe moet het nu verder. Want vrijheid voor ogen, maar tegelijk een land met vijanden die je die vrijheid niet gunnen. Voor Jozua en voor ons. Want eigenlijk stapt Jozua nu de geestelijke strijd in en wij met hem. En de enige opdracht die God geeft is: "Sta op". Het land innemen voor Jezus begint bij opstaan. Vrij zijn begint bij opstaan in geloof dat God voorop zal gaan en wij zullen strijden.
Gebed: Heere God, de weg van de slavernij naar de vrijheid was een moeizame reis door de woestijn, maar innemen van het land dat U belooft, is misschien nog wel meer een geloofszaak dan het geloof dat we ooit uit de woestijn zouden komen. Maar ik sta op en zal U volgen.