"Maar als allen zouden profeteren..." (1 Korinthe 14:24a)
Paulus sluit het gedeelte rond de gaven van de Geest en de werking ervan af. En dat lijkt hij te doen met een schijnbare tegenstelling. Hij stelt dat tongentaal in de gemeente niet een teken is voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen, terwijl profetie een teken is voor de gelovigen en niet voor de ongelovigen. Hier spreekt Paulus eerst nog over het teken dat de aanwezigheid van God bewijst in de gemeente. Voor gelovigen is tongentaal niet het teken van bewijs van Gods aanwezigheid. Profetie is dat echter wel.
En dan werkt Paulus het laatste stukje uit. Want hoezeer tongentaal voor de ongelovige een bewijs kan zijn van Gods aanwezigheid, door deze taal zal hij niet tot geloof komen, want hij verstaat er niets van. Maar wat gebeurt er nu als iedereen in de gemeente zou profeteren en er komt een ongelovige binnen? Op dat moment zou iedereen door profetie, de waarheid van die ongelovige aan te licht brengen en dan zouden de verborgen dingen van zijn hart openbaar komen. De ongelovige zou eigenlijk daardoor ontmaskerd worden en daardoor tot geloof komen. Daardoor zou hij God aanbidden.
Profetie gaat daarom dus tongentaal te boven, omdat de vermaning die er ook door gesproken wordt, zonden ontmaskeren. En daardoor zal de ongelovige zien dat God spreekt. Profetie is daarmee dan dus ook in de gemeente de belangrijkste gave, terwijl wij misschien vaak eerder aan andere gaven denken. Je vraagt je af of Paulus dan niet worstelde met profetie en of we juist niet terughoudend zouden moeten zijn met profetie. Het kan toch ook helemaal fout gaan? We kunnen toch niet zomaar woorden gaan uitspreken over iemand die bij wijze van spreken de gemeente binnenkomt, terwijl we hem niet kennen?
Het mag duidelijk zijn als Paulus oproep dat de hele gemeente zou getuigen werkelijk zou gebeuren, dan klopt ook wat Paulus later nog zegt dat de geesten van de profeten aan de profeten onderworpen zijn. Als dit echt functioneert, dan spreken die verschillende profetiën elkaar niet tegen. Dan komen valse profeten, of profeten die een verkeerde boodschap hebben vanzelf bovendrijven. En daarbij als profetiën niet kloppen, dan is het ook niet in orde.
De vraag blijft wel, en dat is met de meeste gaven wel zo, hoe weet je nu wat er van God is en wat niet? Het antwoord daarop is heel lastig, omdat al deze dingen niet te verklaren zijn. Concreet is er maar ene weg die we moeten gaan: ga intensief en intiem in gesprek met God. Breng het echt voor Zijn aangezicht, spreek er met Hem over en leer vervolgens acht te slaan op wat je in je hart hoort. Dat geldt voor profetie, voor onderscheiding en voor ook andere gaven. Leer voelen wanneer de Geest je dringt om dingen te zeggen. En ga het maar opschrijven als je dingen 'denkt' te horen, zodat je er meer inzicht in gaat krijgen wat Gods stem is. Dat klinkt heel praktisch, maar het is de enige manier. En bedenk dat je er soms ook naast zult zitten. Maar één ding is duidelijk: wij moeten ons uitstrekken naar de geestelijke gaven.
Gebed: Heilige Geest, U hebt mij veel geleerd over Wie U bent en wat U doet en geeft. Ik voel me net een kleuter bij U op school en ik verlang om meer van U te kennen en te leren. Ik verlang om helemaal hierin in mijn bestemming te wandelen.