Thema: Kolossenzen
“Paulus, door de wil van God een apostel van Jezus Christus, en Timotheüs, de broeder.”(Kolossenzen 1:1 – HSV)
“Van Paulus, door Gods wil apostel van Christus Jezus, en van onze broeder Timoteüs. (Kolossenzen 1:1 – NBV21)
Het is wel weer een tijdje geleden dat we in ‘Tijd met God’ een Bijbelboek hebben doorgewerkt. Zelf merk ik dat thematische onderwerpen wel makkelijk schrijven, maar dat de echte diepere laag dan ook makkelijk ontbreekt, omdat je niet heel diep een tekst in hoeft zoals je doet met een Bijbelboek waarbij je het geheel veel meer op het oog hebt. Daarom is van tijd tot tijd echt naar een heel Bijbelboek kijken belangrijk. We beginnen daarom vanaf deze keer met de brief aan de Kolossenzen. Een brief van Paulus aan een gemeente waar hij waarschijnlijk nog nooit was geweest. En als je in een quote het boek wil samenvatten dan zou je kunnen zeggen: “De Christus van de gemeente”. Het hele boek draait om het Hoofd Jezus Christus.
Je kunt natuurlijk dan al snel zeggen dat dit toch altijd zo is, maar als je bijvoorbeeld naar de brief aan Efeze kijkt, dan merk je dat het daar veel meer over het lichaam van de gemeente gaat. Welke rol spelen wij als lichaam van de gemeente? Dat is de vraag in Efeze, maar in Kolossenzen gaat het om het Hoofd van de gemeente. De brief aan Efeze wordt daarom ook wel ‘De gemeente van Christus’ genoemd, terwijl deze brief ‘De Christus van de gemeente’ wordt genoemd. Wil je het dan nog iets verder in een schema zetten, dan zou je kunnen zeggen dat er eerst twee hoofdstukken zijn die leerstellig zijn en waar het gaat over wat Jezus voor ons heeft gedaan en dat er dan twee praktische hoofdstukken volgen. Die laatste twee hoofdstukken gebruikt Paulus dan om te laten zien wat Jezus nu voor de gemeente doet.
Begin je de brief te lezen dan vallen er een paar dingen op. In de eerste plaats valt direct op dat Paulus deze brief niet alleen geschreven lijkt te hebben. Timotheüs moet erbij zijn geweest, want de aanhef van de brief noemt ook zijn naam. Dat is eigenlijk wel heel erg opmerkelijk, omdat je verder de naam van Timotheüs nergens meer tegenkomt. Je gaat je bijna afvragen wat de rol van Timotheüs is in deze brief. Ook omdat opvalt dat Paulus bijna de hele brief vanuit ‘ik’ schrijft en daar maar vijf keer vanaf wijkt met ‘wij’. Men neemt aan dat Epafras de gemeente heeft gesticht, dus ook daar is Timotheüs niet bij betrokken geweest. Wellicht is hij op bezoek bij Paulus geweest en is toen deze brief geschreven en heeft hij meegelezen.
Een boeiende vraag is natuurlijk hoe je een gemeente, die jij niet kent, maar die jou ook niet kent, toch zover krijgt dat ze je brief serieus nemen. Wij leven nu wel in een groot dorp vanwege alle communicatiemiddelen, maar toen waren die verbindingen helemaal niet zo snel en duidelijk. Hooguit van horen zeggen hoorde men dan wel eens iets. Even een appje was er niet en even snel met auto of vliegtuig naar een gemeente om je gezicht te laten zien was er ook niet bij. Als je je even verplaatst in de situatie dan moet je al snel tot de conclusie komen dat je dus wel duidelijk moet maken in de brief wie je bent. En eerlijk gezegd, dan helpt het maar weinig om je voor te stellen met je naam. Dat doet hij wel, maar hij zegt er wel gelijk bij dat hij door de wil van God een apostel is van Jezus.
Met deze woorden maakt hij gelijk duidelijk dat hij op gezag van God spreekt. Daarmee maakt hij de ruimte vrij om dat door te geven wat God wil dat hij moet doorgeven. En weet je, dat is ook wel een bevrijding, dat als je een lastige boodschap moet brengen, dat het uiteindelijk niet jouw boodschap is, maar die van God. Dat zou zomaar kunnen helpen als we dat vaker bedenken, want ja, Gods boodschap schuurt soms heel erg, maar het is wel Gods boodschap. Goed om er ook vanuit dat perspectief eens naar te kijken. Zeker ook voor ons, die ook gewoon kinderen van onze tijd zijn en ook beïnvloed zijn door de tijdgeest. Dan is Gods Woord soms een tegenover, maar mogen en kunnen we dat ook brengen omdat we namens God Zijn Woord brengen.
Gebed: Heer, wat een bevrijdend begin, ook voor ons. Ik dank U dat het Uw Woord is dat U ons laat brengen in deze wereld.