Serie: Gelukkig met de psalmen
“Dochter van Babel, die verwoest zult worden, welzalig is hij die u uw misdaad vergelden zal, die u tegen ons begaan hebt.” (Psalm 137:8 – HSV)
“Vrouwe Babel, weldra ga je ten onder. Gelukkig wie jou je misdaad vergeldt en doet wat jij ons hebt aangedaan.” (Psalm 137:8 – NBV21)
Er was een reden waarom ik twijfelde om aan de serie over de psalmen te beginnen. Die twijfel zat hem vooral in deze psalm. De zaligsprekingen in deze psalm gaan voor mijn gevoel eigenlijk te ver. En misschien dat ik met de eerste zaligspreking in deze psalm nog wel kan leven, maar de volgende vind ik echt lastig. Dan word je gelukkig op het moment dat je kinderen verplettert tegen een rots. Is dat wat je wilt horen? Ik niet, eerlijk is eerlijk. Er is nog een andere kant en die weegt bij mij nu eenmaal altijd zwaarder: Het staat in de Bijbel en aangezien ik de Bijbel helemaal als Gods Woord zie, dan mag ik niet kiezen wat ik er wel of niet uit zou willen behandelen. Dat gaf de doorslag om en deze serie te schrijven en ook om deze psalm niet stiekem over te slaan.
Het is een wat vreemde psalm en dat niet alleen vanwege de barre uitspraken. De psalm gaat in herinnering terug naar de tijd van de ballingschap in Babel. Het is als het ware een soort verwerking van het verschrikkelijke trauma van de ballingschap. Als je dit uit het oog zou verliezen, dan trek je al snel conclusies dat de uitspraken echt te ver gaan. Als je deze psalm bekijkt in het licht van de verwerking van die periode dan doe je er hetzelfde mee als dat iemand in therapie is vanwege verschrikkelijke dingen die iemand zijn aangedaan. Soms moet je dan iemand aanmoedigen om er echt boos over te worden. Dat lijkt hier ook wel aan de orde en eigenlijk krijg je hier een inkijkje wat er echt in de ballingschap zich heeft afgespeeld.
De moed was het volk helemaal in de schoenen gezakt en hun harpen hadden ze al lang aan de wilgen gehangen. Zingen wilden ze niet meer en de pijn over het gemis van Sion was te groot. En midden in deze pijn werd het volk in ballingschap compleet vernederd. De bewakers van het volk wilden dat ze een vrolijk lied over Sion zouden zingen. Hoe pijnlijk is dat geweest. Wij hebben soms het beeld dat de ballingschap gewoon een soort wonen in een ander land was, maar de vernederingen waren verschrikkelijk, met als gevolg een volkstrauma.
Natuurlijk was de ballingschap verdiend, maar nog steeds deed Babel dit het volk van God aan. En hoewel de straf terecht was, was tegelijk Babel ook verantwoordelijk voor wat zij het volk van God aandeden. Dat is het punt waar het in deze psalm over gaat. En dan klinken er twee zaligsprekingen die te bizar voor woorden lijken, maar ze komen ten diepste voort uit de woede die Babel Gods volk heeft aangedaan. En daarom wordt degene gelukkig genoemd die Gods oordeel mag uitvoeren over Babel, vanwege hun gedrag.
Je kunt daar in het licht van het Nieuwe Testament van alles van vinden, maar in het licht van het Oude Testament is dit wat het hier is en vergeet ook het profetisch spreken niet dat hier in zit. Straks in eeuwigheid als wij met Jezus als koningen zullen heersen zullen ook wij de goddelozen oordelen. Het betekent niet dat we nu er op los zouden mogen slaan, maar het raakt de pijn van het onrecht dat wordt aangedaan vanuit een houding die juist haaks staat op Gods liefde en genade. Dan is de boosheid een emotie die er mag zijn, terwijl we tegelijk het oordeel aan God moeten laten.
Gebed: HEER, een psalm die niet makkelijk is om echt te begrijpen en te plaatsen, maar dat Uw volk hoe dan ook Uw volk bleef is een feit en zult U rechtdoen, ook in dit onrecht.