Thema: Op pad met Paulus
“En door dit te zeggen, konden zij de menigten er maar nauwelijks van weerhouden, aan hen te offeren.” (Handelingen 14:18)
Ben jij wel eens aanbeden? Nu kun je zeggen: “Nee, natuurlijk niet”, maar aanbidding hoeft niet eens altijd te betekenen dat iemand voor je knielt. Je kunt de vraag ook nog even omdraaien: “Heb jij wel eens iemand aanbeden”? Die vragen komen eigenlijk een beetje op naar aanleiding van wat er met Paulus en Barnabas gebeurt. Op het moment dat ze die kreupele man genezen, worden de mensen die er omheen staan helemaal dol en willen bijna offers gaan brengen aan Paulus en Barnabas. Misschien is dat nog wel een stap verder dan aanbidden. Al is het ook zo dat als je iemand aanbid, je die persoon ook iets geeft. Dat hoeft niet altijd iets fysieks te zijn, het kan ook aandacht of eer zijn.
Toch, als je een beetje probeert de denken vanuit de Griekse ervaringen met God, is de houding van die mensen in Lystre en Derbe wel een beetje te begrijpen. Zij geloven in een veelgodendom en dan komen Paulus en Barnabas daar en gebeurt er een wonder. Hun reactie maakt duidelijk hoe ze daar over denken. Ze denken dat de goden aan de mensen gelijk zijn geworden en dat de goden naar hen zijn afgedaald en dat op die manier het wonder is gebeurd. Ze zien in Paulus en Barnabas dus de belichaming van hun goden. Voor hun beleving aanbidden zijn ze dus geen mensen, maar hun goden die de gedaante van een mens hebben aangenomen.
Dat gaat voor ons natuurlijk wel heel erg ver, of je zou ook moeten geloven in goden buiten God. Het aparte is natuurlijk dat als Jezus hier was geweest en Hij deze man had genezen, dan had de uitspraak van die mensen nog geklopt ook. In Jezus is God gelijk geworden aan de mensen, daarom aanbidden we Jezus, Hij is God. De neiging om mensen als goden te vereren blijkt iets te zijn dat gebeurt op het moment dat er dingen gebeuren die niet te begrijpen zijn. Bovennatuurlijke dingen maken dit gedrag. Het laat dus zien hoe wij in elkaar zitten. En dat bedoel ik dus in positieve zin. Als er iets gebeurt dat wij niet in aardse begrippen kunnen duiden, beseffen wij dus dat dit is Goddelijks is.
Deze mensen kennen alleen God niet, maar alleen de afgoden. Zij denken dat hun goden, belichaamd door Paulus en Barnabas, deze genezing geven. Vandaar de vraag of jij wel eens aanbeden bent. De vraag is hoe jij dan reageert. De enige mens die aanbeden mag worden in Jezus, Hij is God. Ondanks dat Gods Geest ook in ons woont, worden wij nooit God en is aanbeden worden iets waar we direct afstand van moeten doen. Maar wees even eerlijk: Hoe fijn is het als mensen je aanbidden? En misschien niet gelijk als zijnde dat je God bent, maar wel als ze daardoor afhankelijk van je worden.
Voel je hoe dun dit lijntje maar is? Er zit bijna niets tussen dankbaar zijn als je iets voor iemand betekent en aanbidding ontvangen, zeker niet als je daar gevoelig voor bent. Dat is niet vreemd, want iets in ons verlangt daar al snel naar. Toch laten Paulus en Barnabas ons duidelijk zien wat je moet doen als mensen iets goddelijks in je denken te zien. Ze gaan namelijk in diepe rouw. Ze scheuren hun kleren, omdat ze het verschrikkelijk vinden dat zij als God worden gezien en niet God Zelf. Dat doet hen dus pijn. Als God iemand stuurt mag je God dankbaar zijn en ook dankbaar zijn dat diegene zich heeft laten sturen, maar iemand Goddelijke eer geven kan echt niet.
Maar besef wel dat als jij in Gods kracht tekenen mag doen van het Koninkrijk, dat dit gevaar wel op de loer ligt. Voor je zelf, omdat we nu eenmaal daar vaak wel gevoelig voor zijn, maar ook dat ongelovigen, die de echte weg naar God niet weten, heel makkelijk aan je blijven hangen alsof jij hun God bent. En als het goed is doet je dat pijn, want daardoor krijgt God niet de eer die Hem toekomt. En jij en ik, wij zijn gewoon mensen, net zoals hen die we iets van God mogen geven. En gewoon mensen zijn, betekent dat we niets meer of minder zijn. De grote vraag is of jij die plaats wilt innemen.
Gebed: Heer, ik wil nooit Uw eer ontvangen en ik wil gelijk zijn aan iedereen om mij heen en als U mij tot grote dingen in staat stelt, dan wil ik nog steeds mijzelf nooit verheffen boven de mens die ik ben.