Thema: Op pad met Paulus
“Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord van de Heere, en er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven.” (Handelingen 13:48)
Er zijn soms Bijbelteksten waarvan je twijfelt of je er wel iets over moet gaan zeggen. De andere kant is dat het ook helemaal niet eerlijk is om juist die teksten over te slaan. Toch zijn er van die teksten die ook heel lastig zijn en bijna niet uit te leggen zijn, zelfs niet met het Grieks ernaast. Het kan natuurlijk dat wij in ons taalgebruik niet echt een goede vertaalkeuze hebben voor een Grieks begrip, maar als dat nu ook niet aan de orde is, wat doe je dan? Het zou zomaar kunnen dat de meesten niet eens merken dat je over een tekst niets zegt, eenvoudig weg omdat je ook niet letterlijk elke tekst neemt om iets over te zeggen. Maar deze keer toch de confrontatie met een lastige tekst maar eens aangaan.
De tekst dat er zoveel heidenen geloofden als er bestemd waren voor het eeuwige leven. De eerste reactie is dan bijna te voorspellen: God heeft dus sommigen bestemd voor het eeuwige leven en anderen niet? Buiten dat God als Schepper die keus ook gewoon zou mogen hebben en dat wij daar niets over zouden kunnen zeggen, is het de vraag of het zo zwart-wit ligt. Er staat in ieder geval niet dat degenen geloofden die bestemd waren voor het eeuwige leven, maar zovelen als er bestemd waren. Het gaat niet om specifieke mensen, maar over een aantal. Dat geeft al te denken. De zin begint echter met ‘Toen de heidenen dit hoorden’.
Wat hebben die heidenen dan gehoord? Nou, de uitspraak van Paulus tegen de Joden die boos waren dat de heidenen begonnen te geloven en dat Paulus dan zegt: “Maar aangezien u het verwerpt en het eeuwige leven niet waard oordeelt, wenden wij ons tot de heidenen”. Het is duidelijk dat ‘het bestemd zijn voor het eeuwige leven’ niet alleen iets is dat God Zelf lijkt te beslissen. Het heeft er ook alles mee te maken dat er hier Joden zijn die zich dat niet waard vinden, of het afwijzen. Aan de ene kant gaat het dus over zovelen die bestemd zijn voor het eeuwige leven, maar aan de andere kant is er binnen die ‘zovelen’ ruimte om het af te wijzen.
Je komt dit ook tegen bij Jezus als Hij de gelijkenis van de Koninklijke bruiloft vertelt. Zoveel als dat er uitgenodigd waren, zovelen konden er aan de feestmaaltijd deelnemen. Als die echter niet blijken te komen, terwijl ze er wel voor bestemd waren, moeten de knechten van de koning naar de heggen en de steggen, omdat anderen te halen omdat er niet ene plaats leeg mag blijven. Schokkend is dat die knechten dan werkelijk alle zeilen moeten bijzetten om er genoeg te vinden in de heggen en de steggen om alsnog die feestzaal vol te krijgen.
Zovelen als er bestemd zijn is dus niet een angstig getal dat sommigen er niet bij kunnen, het is veel meer een angstig getal dat er velen, binnen hun eigen verantwoordelijkheid het afwijzen. Zelfs zoveel dat het serieus een probleem dreigt te worden om alles vol te krijgen. Dat is wat er eigenlijk staat. En nu de Joden het Evangelie hier afwijzen, betekent het niet dat die plaatsen tot in eeuwigheid leeg zullen blijven, maar reageren de heidenen met blijdschap op die woorden van Paulus. Want Paulus, dat staat in het 47e vers, is voor die zaligheid naar het uiterste van de aarde gestuurd. Het uiterste van de aarde is dus nodig om die plaatsen die voorbestemd waren, maar afgewezen zijn, vol te krijgen. Zover moet het Evangelie gaan totdat iedereen het heeft gehoord. Het zal niet eerder stoppen, maar het kan zelfs niet eerder stoppen, want anders is de hemel straks niet vol, vanwege zoveel afwijzingen van het Evangelie.
Er is van God uit dus absoluut geen rem, maar alleen een uitstrekken tot het alleruiterste. Het probleem zit aan onze kant, sterker nog, aan de kant van hen die er het dichtste bij zitten. Je zou kunnen zeggen: De kerkverlaters van onze tijd, die het Evangelie misschien wel jaren hebben gehoord, maar uiteindelijk om allerlei redenen zijn afgehaakt. Soms door ons verkeerde gedrag, maar soms ook omdat andere dingen belangrijker waren of dat het Evangelie toch te afhankelijk maakte van God. De boodschap van het bestemd zijn is dus niet een boodschap van beperkingen, maar een eerlijke boodschap, die pijn doet aan Gods hart omdat zovelen die het wel weten, Hem toch afwijzen.
Ik kan nu de vraag stellen waar jij nu staat, maar als je vol verlangen meeleest met ‘Tijd met God’, mag ik er toch wel vanuit gaan dat je Jezus al lang liefhebt. Kijk eens om je heen naar hen die hun plaats beginnen op te geven? Laat het niet gebeuren en laat Jezus’ liefde telkens opnieuw en opnieuw aan hen zien, maak ze jaloers, trek ze er opnieuw bij en houd ze vast.
Gebed: U bent niet beperkt en U beperkt niet, maar ik zie er om mij heen zovelen die zichzelf de beperking opleggen en hun plaats leeglaten. Tot het moment dat anderen zich voegen bij die zovelen en hun plaats innemen.