Thema: Die naaste van je - #dienaastevanje
“U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.” (Exodus 20:17)
Als het over je naaste gaat, gaat het meestal veel over dat wat je voor je naaste doet of zelfs moet doen. Dat begint natuurlijk al heel vroeg dat we dat dachten. Kaïn is waarschijnlijk de eerste die dat ook al dacht. Als God naar zijn broer vraagt, die hij dan net heeft doodgeslagen, dan reageert hij met “Ben ik mijns broeders hoeder”? Met andere woorden, moet ik op mijn naaste letten? En dan denk je al snel over wat je moet doen voor je naaste. Of dat nu je broertje, of je verre naaste is. Toch lijkt God ook nog vooral het tegenovergestelde te zeggen.
God zegt eigenlijk in de eerste plaats wat we niet moeten doen met onze naaste. Als God Zijn Vaderhart aan ons openlegt en ons in de Tien Woorden van de wet laat zien wat Zijn diepste verlangen is voor ons, dan staat de naaste ineens in het teken van dingen die we niet moeten doen. Niet doodslaan, niet echtbreken, niet liegen, niet stelen, het zijn allemaal dingen die je je naaste niet mag aandoen. En toch zou ik zeggen dat het daar niet eens begint. Het begint niet met stelen of liegen. Het begint bij dat wat God ons zegt wat we niet met onze naaste moeten doen waar Hij Zijn Tien Woorden mee afsluit. Als er nu iets is dat je niet moet doen met je naaste is het dat je iets van je naaste begeert.
Als God, als liefdevolle Vader zegt: “Je mag niet begeren”, dan weet God heel goed wat Hij zegt. Daar ligt namelijk de wortel van alle ellende. Dat is altijd al zo geweest. Wat was de eerste zonde? Begeerte! Misschien is dat woord wat oud geworden, maar zeg dan maar gewoon ‘jaloers zijn’. Dat begon in de hemelse gewesten toen satan opstond tegen God en toen hij hier op aarde Eva om probeerde te praten gebruikt hij precies die zonde. Hij probeerde Eva jaloers te maken op wat God heeft en wat zij miste: Kennis van goed en kwaad.
Je zou eigenlijk moeten zeggen dat als je het laatste Woord van de Tien zou beheersen, zijn die andere negen geen probleem meer. Begeren of jaloezie is de uiteindelijke oorzaak van alles. Willen zijn als God en daarom de eerste vier geboden die we negeren en jaloers zijn op je naaste, met het gevolg dat de geboden vijf tot en met negen een probleem worden. Als jij wilt hebben wat je naaste heeft, als je daar de focus op legt, dan gaat het helemaal mis. Als Kaïn zijn broer doodslaat, is hij jaloers op het offer dat God van Abel aanneemt. Dat is niet eens zoiets groots om jaloers op te zijn. Dat jij een intieme relatie met God hebt, zal voor een ongelovige buurman geen reden zijn om je iets aan te doen en je broer of zus in geloof kan er negatief over doen, maar veel meer dan dat zal je niet overkomen.
Toch blijkt als wij iets willen wat een ander heeft, dat het misgaat. Leugen en bedrog, oordeel en vernedering zijn dan al snel in beeld. Als je dus echt je naaste wilt liefhebben, dan moet je hem juist alles gunnen, wat jij eigenlijk ook wel graag had willen hebben. Al is het de mooiste vrouw van de wereld, het grootste huis of de intiemste relatie met God, wat is het ook is, zodra jij je naaste alles wilt gunnen, is er ruimte om te geven en lief te hebben. En precies dat is de gevoeligste plek in ons leven. Dat uit zich al in kleine dingen. En hoewel ik er echt voor wil waken om wettisch te zijn, want daar heb je niets aan, wil ik je toch zeggen: “Je mag en moet niet begeren of jaloers zijn”. Dat is niet wettisch, want wettisch ben je als je er iets mee wilt verdienen. Dit is juist de basis voor oprechte liefde voor je naaste.
Gebed: Heer, dank U wel dat U ons deze regel geeft, zodat er een mogelijkheid is om echt, echt mijn naaste lief te kunnen hebben.