“Zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen zei Hij tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.” (Mattheüs 22:21)
Je hebt afbeeldingen die gelden als een eigendomsmerk. Door zo’n afbeelding is duidelijk aan wie het toekomt. Het is misschien even een vreemde en vooral vage opening, maar houdt het maar even vast. Er is een geschiedenis in de Bijbel tussen Jezus en de Farizeeën wat wij vaak afdoen met een simpele opmerking, maar waar Jezus heel veel meer mee zegt als je even dieper met mij mee probeert te denken. De Farizeeën komen bij Jezus aan met een list. Ze proberen Hem te verleiden tot een uitspraak waardoor ze een reden hebben om Hem aan te klagen. En dat doen ze door een list die naar twee kanten toe voor veroordeling zal zorgen. Het is een hele simpele vraag: “Moet je belasting betalen”?
Deze vraag is nu niet de meest populaire vraag. De Farizeeën hopen natuurlijk dat Jezus zegt dat het niet hoeft, dan kunnen ze Hem aanklagen bij de Romeinen of ze hopen dat Hij zegt dat het wel moet, en dan zullen ze Hem zwart maken onder de Joden omdat Hij dan een vriend van de vijand zou zijn. En om het naar twee kanten toe gelijk goed te regelen sturen ze ook een paar Herodianen mee. Moet je belasting betalen aan de keizer? Of anders gezegd, is er een reden om de belasting te ontduiken? De regering doet toch heel veel wat niet goed is en je betaalt toch al genoeg belasting? Het aparte van het verhaal is dat Jezus eigenlijk niet een lesje belasting betalen geeft, Hij doet iets heel anders.
Jezus vraagt aan de Farizeeën om een munt. Jezus kijkt even goed naar de munt en vraagt dan: “Van wie is de afbeelding en het opschrift op deze munt”? Op zich is dit geen ingewikkelde vraag, maar ergens moeten ze toch ook wel een gevoel hebben gekregen dat ze de controle over de situatie al snel kwijt begonnen te raken, want Jezus reageert wel heel erg vlot. Ze kunnen ook maar één antwoord geven. De afbeelding en het opschrift op de munt is van de keizer. En dan de reactie van Jezus. Dan zegt Hij dit: “Geef dan aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat van God is”. Wat een vreemde reactie. Die eerste helft is niet vreemd. De afbeelding van de keizer is duidelijk, dus geef aan de keizer wat van de keizer is. Die tweede helft was helemaal niet nodig. Niemand die daarom had gevraagd.
Kijk, die munt draagt het beeld van de keizer en dus komt de keizer die munt toe. Jezus heeft het hier niet over belasting betalen, maar Hij heeft het over de afbeelding en het gevolg dat die afbeelding heeft. Het antwoord van Jezus is het antwoord op een veel grotere vraag. Je kunt zeggen dat Jezus meer antwoord geeft dan nodig was, maar je kunt ook zeggen dat de Farizeeën minder vragen dan nodig is. De complete vraag op het antwoord van Jezus is dit: “Moeten wij belasting aan de keizer betalen en moeten wij belasting aan God betalen”?
Misschien geeft dit antwoord van Jezus niet alleen een antwoord op de vraag hoe je met je belastingformulier moet omgaan, maar ook hoe je om moet gaan met wat je aan God geeft. Je kunt zeggen dat je de tienden moet geven, maar dat kom ik zo letterlijk niet tegen in de voorschriften voor de christelijke kerk. Kijk eens goed naar het antwoord dat niet werd gevraagd. Welke afbeelding staat er op die munt? Dat is duidelijk. In het verlengde van het antwoord van Jezus stel ik er niet alleen een vraag bij naar de afbeelding op die munt, maar ik vraag je dit: “Welke afbeelding draag jij”?
Kijk, die munt is duidelijk, daar staat de keizer op en die komt hem toe dus doe niet moeilijk over belastingen. Waar het veel meer om gaat is dit: Welke afbeelding staat er op jou? Jij draagt het beeld van God. Je bent geschapen naar Zijn Beeld. Als God naar jou kijkt ziet Hij iets van Zichzelf terug. Net zoals die munt een beeld heeft, heb jij dat ook. Wat moest je met die munt doen? Geven aan wie die munt toekomt. Wat betekent het beeld van God dat op jou is afgedrukt? Dat jij jezelf moet geven aan God. Ik zal er geen doekjes omheen winden, maar ik ben geen voorstander van de tienden. Dat is niet wat Jezus zegt. Dat is maar al te vaak om de controle voor gemeenten over het financieel beleid te houden. Weet je wat Jezus zegt? Kijk eens naar de afbeelding op jouw lichaam? Oh, daar staat de afbeelding van God op? Wie komt jouw leven dan toe?
Jezus zegt niet: Geef maar tien procent, Jezus zegt: Geef God alles. Niets is van jou, alles, maar dan ook echt alles komt God toe. Jij draagt Zijn beeld en daarmee geef Hem wat van Hem is. Het kan dus niet zo zijn dat alleen die tien procent van je bankrekening voor God zou zijn, maar jij bent bedoeld om helemaal van God te zijn. Je bent bedoeld om Hem helemaal alles te geven van jezelf. Alles, helemaal! Als het goed is leef jij niet voor jezelf, maar leef je voor Hem en Hem alleen. Wat staat er op die munt èn wat staat er op jou? Wat van jou is er dan nog wat God niet mag hebben? Je kunt de belasting ontduiken en je kunt God ontduiken.
Gebed: Heer, laat alles van mijn leven voor U zijn, want ik ben van U.