Thema: Bouwen is de opdracht
"Vóór dezen tijd nu had de priester Eljasib, die gesteld was over de kamers aan het huis onzes Gods, een bloedverwant van Tobía, voor dezen een grote kamer gemaakt," (Nehemia 13:4)
Als je denkt dat je alles hebt gehad, dan heb je het mis. Het lijkt aan het einde van hoofdstuk 12 dat alles op orde is en zelfs de hele eredienst is weer geregeld. Maar als je denkt dat de vijand, die er alles aan gelegen is om de boel kapot te krijgen, verdwenen is, dan zit je er naast. Zoals hier bij Nehemia, zo is het geestelijk ook. Al eerder zeiden we dat de geest achter de strijd gewoon dezelfde geest is als waar wij doorlopend tegen strijden. De vijand laat zich wel in de kaart kijken en als het hele boek van Nehemia vol zit met principes die tegelijk ook geestelijke principes zijn, dan krijgen we ook hier nog een lesje 'techniek van de vijand'. En uiteindelijk spitst elke strijd zich toe op Licht en duisternis.
Nehemia is overigens terug naar het hof in Babel. Dat was afgesproken met de koning toen hij, aan het begin van het boek, permissie kreeg om naar Juda te gaan om de stadsmuur te herstellen. We lezen in vers 6 dat Nehemia er niet was ten tijde dat er iets gebeurde dat daarvoor staat beschreven. De tempeldienst op de dag dat alles is ingesteld zoals het moet zijn, loopt weer uit op een voorlezing van de wet van Mozes en wat blijkt: De Ammonieten en de Moabieten mogen niet in de tempel komen. Dat had te maken met wat deze twee volken Israël hadden aangedaan en daarom mochten ze tot in eeuwigheid niet meer in de gemeente van God komen. Hoe ver dat dit verbod geldt is niet helemaal duidelijk, maar in de tempel hadden ze in ieder geval niets te zoeken. Zodra het volk dit hoort, beginnen zij degenen die niet in de tempel hoorden te zijn, eruit te zetten. De tempel wordt heilig gehouden. Tenminste dat zou je denken, als je dit zo leest.
Maar lees dan even vers 4: Hiervóór had Eljasib, de priester een grote kamer voor Tobia gemaakt in de tempelgebouwen. Ken je Tobia nog? Dat was die kerel, die samen met Sanballat, er alles, maar dan ook alles aan had gedaan om de bouw van de muur te saboteren. Ze hadden militaire inzet zelfs niet geschuwd. Ondertussen was God natuurlijk gewoon doorgegaan met het herstel van Jeruzalem en begint het moment steeds dichterbij te komen dat Juda kan terugkeren naar hun land. Ongetwijfeld heeft Tobia nattigheid gevoeld en een oplossing gezocht. De vijand infiltreert zich in de tempel. De priester die over de kamers van de voorraden was aangesteld, was kennelijk verwant geraakt aan Tobia en deze priester Eljasib heeft Tobia een woonruimte in de tempelgebouwen gegeven. Niet direct op de meest heilige plaats, maar hij was er wel binnen.
In eerste instantie denk je dan: Is dat allemaal zo erg? Op het moment dat Nehemia weer op verlof is en naar Jeruzalem komt en ziet wat er is gebeurd, zet hij Tobia, met al zijn huisraad buiten. Er staat zelfs dat Nehemia de hele huisraad van Tobia naar buiten smijt. Er gebeurt iets dat direct de heiligheid van Gods tempel aantast. Weet je nog wat voor persoon Tobia was? Tobia, de Ammoniet! Hij was er dus eentje waarvan ze net in de wet hadden gelezen dat ze niet in Gods gemeente mochten komen. Die ontdekking kwam pas nadat Tobia een kamer had gekregen. Het volk lijkt dus de aanstaande vloek over de tempel wel te verbreken, maar Tobia is blijven zitten. Hij is de afspiegeling van het kwaad dat Gods gemeente kapot maakt. Je zou zeggen: Duidelijk verhaal, goed dat het uiteindelijk door Nehemia is opgeruimd. Ja, dat lijkt een duidelijk verhaal, maar de priester, die namens God aanwezig was, speelt wel een hele grote rol in dit verhaal.
Opgeruimd zou je zeggen en dat is zo. Toch, als dit een principe is hoe de vijand in de gemeente van God werkt, dan moeten wij ook op scherp staan. Kennelijk zijn er leiders die de vijand, stiekem een verblijfplaats geven in de heiligste plaatsen. Wat wil die vijand graag op die plaats zitten. Dicht bij het vuur, daar waar hij veel kan vernietigen, dat is wat het kwaad en de duisternis wil. Tobia, leek van het toneel te zijn verdwenen, maar slim als hij was, komt hij stilletjes terug om via de achterdeur, om alsnog te gaan vernietigen. Wat halen wij binnen, op de heiligste plaatsen met God? Wie mogen er iets te zeggen hebben op de heilige momenten en plaatsen met God? Het is maar even een vraag, maar ik ben wel eens bang dat wij binnengeslopen vijanden ook regelmatig over het hoofd zien. Zonde die binnenkomt in de gemeente en die niet wordt opgeruimd, manieren die niet passen bij de de gemeente van God? Je kunt er vast nog wel een paar bedenken, maar weet dat de vijand niet zal rusten tot de dag dat Jezus terugkomt, dan stopt hij pas definitief en tot die tijd is hij het grote gevaar waar we altijd op moeten blijven letten. Hij komt niet alleen langs, hij probeert zelfs te blijven wonen.
Gebed: Heer, laat ons zien, waar de vijand bij ons, toch stiekem is binnengekomen en zich heeft gevestigd.