Thema: Bouwen is de opdracht
"En het nageslacht van Israël zonderde zich af van alle vreemdelingen. Ze gingen staan en beleden hun zonden en de ongerechtigheden van hun vaderen." (Nehemia 9:2)
Ben je al klaar met je dankfeest? Misschien had je het gevoel wel gekregen dat het allemaal wel erg positief was. We beginnen gewoon te danken en maken daar een feest van. Ja, nog steeds blijft dat overeind staan, maar als je blijft nadenken over het boek Nehemia, dan blijf je telkens met de gedachte zitten waar het verhaal begon. Het begon in de burcht Susan met een huilende Nehemia vanwege het feit dat ver bij hem vandaan in Jeruzalem zijn volksgenoten het moeilijk hadden. En eigenlijk was er tot op dit moment maar één man geweest die zich voor God had verootmoedigd. Maar het volk waar het uiteindelijk om ging had dat nog niet gedaan. Ondertussen in Jeruzalem, maar zeker ook in Juda was er veel gebeurd en begon er een sociaal leven te ontstaan waar de tempeldienst weer hersteld begon te worden in het midden van de samenleving. Joden en niet-Joden zijn bij elkaar en met elkaar vieren ze het Loofhuttenfeest. Maar is het verleden dan ineens vergeten?
Het is een diepe les om te beginnen met danken, maar wat daarna gebeurt is niet alleen nodig voor toen, maar net zo goed voor nu. Als je het woord 'samenleving' gebruikt gaat het om gelovigen en niet-gelovigen. En laat duidelijk zijn dat als wij als gelovigen ons verheffen boven de rest dan gaat er heel veel mis. De hele samenleving is bedoeld om met God te leven. Maar er is nog wel een blokkade en daarvan ligt de oorzaak niet bij de niet-gelovigen, de oorzaak ligt niet bij de vreemdelingen die er bij Nehemia bij zijn, maar de grootste blokkade voor Gods zegen ligt bij de Joden zelf. Dat de ballingschap er zeventig jaar is geweest, was niet zomaar. Israël en Juda hadden God de rug toegekeerd. En wat gebeurt er nu op de laatste dag van het feest? De Israëlieten zonderden zich af van de vreemdelingen. Niet omdat ze het niet met hen konden vinden, maar omdat zij hun verantwoordelijkheid namen richting God.
Van een dankfeest loopt het uit in een periode van diepe rouw. Alle Israëlieten buigen voor God. Dat gaat niet in de zin van: 'Heer, vergeef ons', en dat was het. Het is een periode van diepe rouw, vasten en gebed. Er komt echt erkenning dat ze God de rug hebben toegekeerd en ook namens hun voorgeslacht verootmoedigen ze zich voor God. En weet je, als je over dit thema spreekt, dan ben je vaak niet populair. Ik herken als spreker dat dit meestal niet de preken zijn waar gemeenten van zeggen: Geweldig! Maar het wordt wel steeds meer mijn overtuiging, dat dit wat hier gebeurt ons echt iets te zeggen heeft. Zijn wij bereid om ons, ook namens ons voorgeslacht, te bekeren, tot de erkenning te komen dat we God niet de plaats hebben gegeven die Hem toekwam? Als je echt wilt bouwen, het Koninkrijk wil zien doorbreken, dan is dit wat nodig is.
Ik weet niet hoe jij het ziet, maar wij zijn onze kerken gaan bouwen, met onze theologieën, met onze overtuigingen. Wij hebben God het zwijgen opgelegd, wij en ons voorgeslacht. O zeker, we dienen God en het is ook ons verlangen dat Hij opnieuw gezag zal hebben in ons land, maar wat houden wij nog vast? Je kunt kijken naar Wilders, je kunt kijken naar Denk, je mag het allemaal doen, maar ik geloof dat het tijd is dat wij ons afzonderen van hen die niet geloven, niet om een veilige vesting te betrekken, maar om met elkaar, eenparig tegen God te zeggen: Wij hebben het verknoeid. Niet zij, maar wij! Weet je, als jij God kent, als jij Jezus liefhebt, dan heb jij de verantwoording om Hem ook te dienen. Iemand die niet gelooft weet niet beter, maar wij wel. En misschien moeten we eerlijk ook tegen elkaar zeggen: Wat hebben wij boven God gesteld? Heeft God ons iets te kort gedaan waardoor wij Hem een lagere plaats geven hebben? Kunnen we hier eerlijk over zijn tegen God? Daar ligt de sleutel voor de grootste doorbraak. Genade kan pas stromen als er een kanaal is waar wij die kunnen ontvangen.
Gebed: Heer, ons past alleen diepe verootmoediging voor U omdat wij U telkens op Uw hart hebben getrapt, zelfs met de vroomste motieven en daarom buigen wij voor U en erkennen onze schuld en de schuld van ons voorgeslacht.