"En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen." (Galaten 3:29)
Paulus is iemand die heel veel speelt met woorden en die deze dan ook weer op een net iets andere manier laat terugkomen. Zo maakt hij ook de overstap aan het einde van het derde hoofdstuk naar het vierde hoofdstuk. Nadat hij de term ‘kinderen van Abraham’ heeft gebruikt en hij ook nog even is ingegaan op het doel van de wet, komt hij terug op die kinderen van Abraham. Maar daarin gaat hij dan gelijk nog even een laag dieper. Als j in Christus bent, dan ben je niet alleen nageslacht van Abraham door het grote Nageslacht van hem, maar dan ben je ook erfgenaam volgens de belofte.
Dat laatste is wel een beetje apart, want er is geen verwijstekst te vinden die daarover spreekt. Maar tegelijk is het wel zo dat je een erfgenaam bent op het moment dat je nageslacht bent. Maar wat bedoelt Paulus nu echt? Want hij zegt als je nog een onmondig kind bent, verschil je daarmee niets van een slaaf. Dat is apart. Want als je kind van je ouders ben en je ouders zijn er niet meer omdat ze overleden zijn, dan ben je wel erfgenaam.
Waarschijnlijk moet je iets Joodser denken. Een Joodse zoon kreeg de rechten van het vaderhuis op zijn dertigste levensjaar. Dan zei zijn vader tegen hem: Jij bent mijn geliefde zoon in wie ik mijn vreugde vind. Tot die tijd was er geen verschil tussen de zoon en een slaaf. Tenminste, als het over de rechten van het vaderhuis ging. Tot dat moment leefde het kind onder voogden en beheerders, terwijl hij juridisch heer over alles was in de bloedlijn. Alleen was dat nog niet functioneel.
Tot het moment dat de vader hem de rechten van het vaderhuis gaf. En dat betrekt Paulus dan op ons. Tot het moment dat Jezus is gekomen (of tot het moment dat jij Jezus hebt aangenomen) was je onder voogden en beheerders gesteld. Zo functioneerde de wet. Zonder Jezus in je leven, ben je als dat onmondige kind dat de rechten van het Vaderhuis nog niet hebt ontvangen, terwijl je wel een kind van de Vader bent. Dat is een gevaarlijke uitspraak, omdat je deze term op een gelovige zou toepassen. Maar krachtens de schepping is iedereen in zekere mate een kind van Vader, maar heb je daar niet veel aan. Wel de zorg van God, maar je hebt geen deel aan de erfenis.
Dit is wat Paulus eigenlijk zegt. Wat doet het geloof in Jezus dan? Dat doet precies hetzelfde als wat die vader op een gegeven moment bij zijn zoon doet: Hij geeft hem alle rechten van het vaderhuis. Je hebt de totale aanneming tot kinderen ontvangen en God zegt tegen jou: Jij bent mijn geliefde zoon of dochter in wie Ik Mijn vreugde vind. Je ben eigenaar geworden van de complete erfenis van het Vaderhuis. Alles wat van God is, is ook van jou! Je bent erfgenaam tot op het detail. Al het Mijne, zegt God, is het jouwe. Dat zei ook de vader van de verloren zoon tegen de oudste zoon. En toch viel die oudste zoon er buiten omdat hij het aanbod van zijn vader afsloeg. Het is je geschonken en door het geloof in Jezus is het functioneel geworden. De erfenis is van jou! Wat die erfenis is, zullen we dan morgen naar kijken.
Gebed: Heer, dank U wel dat ik een kind van U mag zijn en dat U vreugde in mij vindt, maar dat ik ook de erfenis heb ontvangen.