"Maar de HEERE zei: Bent u terecht in woede ontstoken?" (Jona 4:4)
En dan is God genadig over Ninevé en Jona is er helemaal klaar mee. Hij verwijt God dat Hij genadig en barmhartig is en berouw heeft over het kwaad dat Hij over de stad zou laten komen. Blijkbaar is Jona al erg snel vergeten hoe genadig God voor hem was geweest. Overigens is dat best weleens goed om te beseffen hoeveel genade wij hebben ontvangen. Waren wij beter dan anderen dat God ons Zijn genade gaf? Jona is alles vergeten en eigenlijk is hij niet toch wel echt heel erg zielig.
Als dit God is, dan hoeft het voor hem niet meer. God Die zo genadig is voor zijn vijanden, God die Ninevé laat bestaan, dat hoeft van Jona niet meer. Hij spreekt God er zelfs op aan en daarna wil hij zelfs sterven. Hij wil niet meer leven, want als dit kan bij God, dan hoeft het van hem echt niet meer. Het zou kunnen dat je het op deze manier niet herkent bij jezelf. Gelukkig als dat zo is! Maar het niet met God eens zijn en daar dwars van worden, dat zullen de meesten toch ook wel eens herkennen. De vragen waarom God onbegrijpelijke dingen doet en waardoor je soms begint te twijfelen aan God.
En als je niet uitkijkt kom je in een soort zelfmedelijden terecht en ga je God van alles verwijten, terwijl God eigenlijk niets fout doet. Maar dat kun je op dat moment echt niet zien. Jona was zo boos en het voelde als zoveel onrecht dat God deed, dat hij niet meer normaal kon denken en niet meer normaal kon kijken naar wat God deed. God deed niets anders dan Zijn karakter volgen. God bleef bij wijze van spreken, heel dichtbij Zichzelf. Op berouw volgt Gods genade.
Bij Jona zat er natuurlijk nog iets anders. Dat had te maken met het feit dat Jona vond dat de vijand geen rechten had op Gods genade. Je ziet dit heel vaak terug in het Oude Testament: “Wij zijn het uitverkoren volk van God en ons komt het toe.” Als later het heil naar de heidenen gaat, merk je precies hetzelfde. Ook dat speelt dus mee als Jona de woestijn in trekt. En net als bij Elia is hier de woestijn een plaats van zelfmedelijden en koppigheid.
Dan komt God met een vraag: “Ben je terecht in woede ontstoken?” Daar moet je even bij stil blijven staan. Het gaat hier niet om die vijanden in de eerste plaats, maar waar Jona nu boos op is, dat is op God. Hij is het totaal niet eens met God en daarom wil hij ermee stoppen. Dat was ook de reden dat hij aan het begin de andere kant op ging. Maar is hij nu terecht boos op God.
Als jij God niet begrijpt en als jij weerstand voelt tegen wat God aan goedheid geeft aan iemand die jij dat minder gunt, is die weerstand dan terecht? Of moeten wij ook eerlijk zeggen dat wij helemaal niets te klagen hebben? Zelfs niet als God ervoor kiest de grootste vijanden van het christendom te bekeren en te laten geloven. God wil Jona iets leren, al is het de vraag of hij daar open voor staat.
God wil eigenlijk tegen Jona zeggen: “Heb Ik er niet gewoon recht op om te doen met Mijn schepping en met Mijn schepsels wat Ik wil? Mag Ik niet in elke situatie volmaakt goed zijn?” En dat geldt ook als het gaat om mensen die het in onze ogen verknalt hebben of als het zelfs gaat om mensen die jou iets hebben aangedaan, maar die tot bekering komen. Kun jij dan je boosheid opgeven en wat heb jij nodig om in vergeving te kunnen leven met diegenen die God ondanks alles, toch Zijn genade geeft? Dat is niet makkelijk en dat is niet iets wat je zomaar kunt, maar mag God wel God zijn in wat Hij doet met Zijn genade?
Gebed: Heer, misschien komt Jona wel heel dichtbij en vind ik het ook soms ongelofelijk moeilijk om sommige mensen iets te gunnen wat ze in mijn ogen niet verdienen en kan ik nog niet zo volmaakt in vergeving leven zoals U dat kunt. Maar ik wil hoe dan ook, Uw genade niet in de weg staan.