"Toen werden de zeelieden bevreesd en zij riepen, ieder tot zijn god. Zij wierpen de lading die in het schip was, in de zee om het daardoor lichter te maken. Maar Jona was afgedaald in het ruim van het schip, was gaan liggen en was in een diepe slaap gevallen." (Jona 1:5)
Je zou Jona heten en net op dat schip gestapt zijn. God de rug toegekeerd en op een boot gestapt, precies de andere kant op. Maar je zou Jona aan boord krijgen, zonder dat je weet wat je binnenhaalt. Jona blijkt met zijn gedrag niet alleen zichzelf te hebben, maar de gevolgen zijn veel groter. Heel veel groter. De storm blaast niet alleen Jona de zee in, maar de storm dreigt de zeelui op die boot ook naar de kelder te jagen.
Misschien klinkt het allemaal wat overdreven als je zegt dat je door ongehoorzaamheid daar ook anderen in mee kunt trekken. Toch lezen we ook in de brief van Jakobus dat er ziekte is waarvoor eerst zonde beleden moet worden en het lijkt erop dat dit iets is dat in de gemeente een rol speelt. Dus laten we niet te snel zeggen dat ongehoorzaamheid anderen niet zou kunnen treffen. Je zou dus maar een Jona aan boord hebben.
Als je dan kijkt hoe deze zeelui reageren, lijkt dat bijna overdreven. Dit zijn echt wel zeelui geweest die wat gewend waren. Dit waren geen mannen die bij de eerste de beste storm bang werden. Maar deze storm gaat hen boven de pet. En kijk wat ze doen. Ze beginnen allemaal tot hun goden te roepen. Alle goden die ze konden bedenken moeten antwoord geven en ingrijpen. Maar niet ene god grijpt in. Stenen en houten goden zijn ook niet zo erg machtig, natuurlijk. Maar ja, als je niet beter weet dan dit, dan hoop je dat een stenen god toch een keer begint te bewegen.
Er is natuurlijk maar één God Die kan ingrijpen. Maar de enige die deze God kan aanroepen ligt te slapen in het ruim van het schip. Hoe dat Jona dat voor elkaar heeft gekregen is de vraag. Hoe kan hij ooit slapen terwijl het schip bijna breekt? Toch is dat wat hij doet. Hij lijkt er niets van te merken, of hij wil er niets van merken wat er om hem heen gebeurd. Hij lijkt de slaap van de onschuldigen te slapen, terwijl hij de oorzaak is van al deze ellende.
Zelfs de kapitein is in alle staten als hij Jona wakker maakt. Hij moet toch ook zijn God aanroepen? Dat besef hadden we wel, zelfs het besef dat deze storm niet zomaar een storm was. Het was duidelijk, dit is een storm die het gevolg is van iemand die aan boord is. En Jona ontloopt God op alle manieren, ook nu er gebeden moet worden. Hij houdt daarmee alles in stand en doet alsof hij geen idee heeft hoe dit allemaal komt.
Terugkeren van een verkeerde weg is niet makkelijk, maar wel echt nodig. God stopt niet om Jona terug te halen en blijven liggen en het laten gebeuren is niet wat God wil. Het is daarom goed om eerlijk te kijken op welke momenten wij onze Jona-momenten hebben en eerlijk te kijken of wij op een weg lopen die God niet bedoelde. En dan niet ongemerkte wegen, maar bewust wegen waarin je niet wilde om Gods weg te gaan en waardoor je nu in de storm terecht bent gekomen.
Gebed: Heer, U wil dat wij altijd in onze bestemming wandelen, ook als onze bestemming een bestemming is die wij niet leuk vinden. Dank U dat U ons nooit met rust laat als wij de verkeerde kant op lopen.