Als de wonderen en tekenen niet meer voor onze tijd zijn, dan moeten de gaven van de Geest dus een duidelijke beperking hebben gekregen. Dan moet daar iets over te lezen zijn. Wonderen en tekenen en de gaven van de Geest horen namelijk onlosmakelijk bij elkaar.
De gaven van de Geest hebben een beperking, alleen die beperking ligt op een heel ander punt dan op het moment dat de apostelen er niet meer waren. In de brieven van het Nieuwe Testament wordt alleen maar duidelijk gemaakt dat de bediening van Jezus, de bediening van de kerk is van alle tijden en alle plaatsen. Als we alleen nog maar bezig zijn met vergeving van zonden, dan beroven we de bediening van Jezus van haar kracht. Dan maken we de kerk in onze tijd krachteloos en machteloos, dan hebben we alleen nog maar woorden, terwijl Jezus ons in Johannes 14 al duidelijk maakte dat de tekenen er zijn voor degenen die de woorden van Jezus niet kunnen geloven. Jezus zet dat nooit op zichzelf, maar Jezus plaatst dat in het kader van dat ze ten dienste zijn aan Zijn woorden.
Waar ligt de beperking, die het Nieuwe Testament ons geeft over de gaven van de Geest? Die ligt op het punt van het volmaakte. Paulus zegt in de eerste plaats dat wij moeten streven naar de beste genadegaven. Dat zegt hij in 1 Korinthe 12, waar hij het heeft over de gaven van de Geest. Dus de opdracht voor de gemeente is dat zij moet streven naar de beste genadegaven. Dit is het woord dat hij doorlopend gebruikt voor de gaven van de Geest. Vervolgens komt hoofdstuk 13.
Het hoofdstuk over de liefde, zoals we dat in 1 Korinthe 13 lezen, is niet een los hoofdstuk over liefde, maar het is een hoofdstuk dat behoord bij de gaven van de Geest. Na de grote gaven van de Geest in hoofdstuk 12, brengt Paulus het even terug naar de basis. Wat zou er kunnen gebeuren als mensen de gave van genezing zouden hebben en daar grote dingen in meemaken? Daar kunnen ze trots van worden, ze kunnen opgeblazen worden en ze kunnen denken dat ze meer zijn dan een ander. Wat gebeurt er als iemand op het podium tongentaal spreekt? Hij kan zich verheffen boven een ander. Daarom volgt vervolgens hoofdstuk 13 over de liefde. Als de gaven van de Geest niet functioneren op de basis van liefde, dan klinkt het vals en wordt het krachteloos en lopen mensen ervoor weg.
Na dit hoofdstuk gaat Paulus nog verder in hoofdstuk 14, maar aan het einde van het 13e hoofdstuk zegt hij dat wij nu nog maar ten dele kennen en ten dele profeteren. Met andere woorden, die gaven van de Geest zijn maar ten dele. Ze hebben een beperking door ons aardse denken en ons aardse leven. Niet elke profetie zal kloppen, want soms verstaan wij het niet goed, niet elke genezing zal genezing worden, want we leven nog in gebrokenheid, niet elk woord van kennis zal kloppen, omdat wij soms er zelf tussen zitten. Zo kunnen we nog even doorgaan en Paulus noemt dat: ’ten dele’. Het is nu nog niet volmaakt. En deze dingen zullen blijven tot het volmaakte is gekomen.
Paulus zegt daar dus niet dat de gaven van de Geest, die ten dele zijn, er zijn totdat de Bijbel helemaal klaar is, maar Paulus zegt dat deze gaven van de Geest, die ten dele zijn, er zullen zijn totdat het volmaakte is gekomen. Wat is dat volmaakte? Dat is het moment dat wij God zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Het moment dat jij en ik zullen kennen, zoals God ons kent. Dat is niet in deze tijd, maar dat is op het moment van de eeuwigheid. En tot die tijd, geldt heel hoofdstuk 12 en 13 en dus ook hoofdstuk 14.
Gebed: Heer, ik ben beschikbaar om Uw wil te doen en voluit het avontuur met U te leven.