“In het derde jaar van de regering van koning Belsazar verscheen mij een visioen, te weten aan mij, Daniël, na het visioen dat mij eerst verschenen was.” (Daniël 8:1)
Als we doorlezen in het boek Daniël, wordt het niet eenvoudiger. De visioenen die Daniël krijgt zijn erg ingewikkeld en ook onduidelijk. Er blijft, ook in het tweede visioen, een heleboel onduidelijk. Waarschijnlijk komt dit ook door de tijd waarin Daniël leefde. We moeten bedenken dat Daniël nog in de oude bedeling leefde en dus heel veel inzichten in de heilsgeschiedenis nog niet had. Er zijn in het boek Daniël veel overeenkomsten met het boek Openbaring, maar toch blijft het in Daniël nog waziger. Maar blijf dan ook bedenken dat Daniël het ziet vanuit zijn context: In de ballingschap in Babel, met nog geen zicht op verlossing en ook nog geen zicht op de Messias.
Het grote wereldperspectief van redding van de hele wereld, van het niet meer van belang zijn van de offerdienst, is voor Daniël totaal nog niet te begrijpen. Daniël weet op dit moment ook nog niet dat zijn eigen volk, straks de Messias zal afwijzen en dat dit voor een deel van de vervullingen zal leiden van de visioenen die hij krijgt. Ook in het tweede visioen speelt dit wel een serieuze rol.
In dit visioen krijgt Daniël het beeld van een ram. In de uitleg die hij krijgt, blijkt dit te gaan over het rijk van de Meden en de Perzen. Op het moment dat hij dit visioen krijgt, in het derde jaar van koning Belsazar, is dit rijk eigenlijk nog maar net in opkomst en is het nog lang niet op zijn grootst. Dat maakt dat het visioen voor hem ook werkelijk angstaanjagend is. Want als je dan beseft dat er straks een meedogenloos rijk gaat komen, hoe verschrikkelijk zal dat dan zijn.
Het rijk waarin Daniël nu leeft zal dus nog veel groter gaan worden. De ram is niet tegen te houden en hij stoot door naar het westen, het noorden en naar het zuiden. De totale, toenmalige wereld lijkt hij tot zijn bezit te nemen. De koningen van het rijk waarin Daniël leeft zullen handelen naar hun eigen goeddunken. En wat betekent dit dan voor Daniël? Dat de ballingschap voorlopig zeker nog niet ten einde is, maar vooral dat de hoop op het herstel van de tempel in Jeruzalem nog heel ver weg is.
Het huidige rijk maakt zich groot en de ontwikkeling waarin Daniël zich nu bevindt zal nog heel ver doorgaan. Tegelijk roept dit wel de vraag op over welke periode dit totale visioen nu eigenlijk gaat. Wellicht moeten we leren om niet op alles een antwoord te willen hebben, waar God geen duidelijk antwoord geeft. In ieder geval is er met betrekking tot het rijk waar Daniël nu deel van uitmaakte ook duidelijkheid dat dit rijk niet altijd zal blijven bestaan. Er verschijnt een gietenbok die de ram compleet vertrapt. Daniël begrijpt, na de uitleg dat het rijk waarvan hij nu deel uitmaakt niet altijd zal blijven bestaan. Het zal stoppen. God voorziet in de ondergang van dit rijk. Daar wordt het niet beter mee, maar een koninkrijk als die van de Meden en de Perzen zal niet eindeloos doorgaan. Zoals ook de koninkrijken in onze tijd niet eindeloos mogen doorgaan van God. Er komt een tijd dat God ingrijpt in de wereldgeschiedenis, net zolang tot het kwaad zo groot geworden is dat God het definitief zal vernietigen.
Gebed: Heer, heel veel van de visioenen van Daniël lijken voor ons niet zo’n grote betekenis meer te hebben, maar U vond het zo belangrijk dat U ze ons wel heeft gegeven in Uw Woord. Geef ons hoop, ook midden tussen de koninkrijken van onze tijd dat U uiteindelijk al het kwaad zal overwinnen.