“Wanneer u een Hebreeuwse slaaf koopt, moet hij zes jaar dienen, maar in het zevende mag hij zonder te betalen als vrij man vertrekken.” (Exodus 21:2)
Als je niet veel weet van de achtergronden van de volkeren rondom Israël, dan vallen er heel veel dingen echt niet op. Als je op basis van Exodus 21 zou vragen: “Wat is nu echt bepalend voor het denken van God?”, dan zou je er zomaar aan voorbij kunnen lezen. Want als je vanuit het vorige hoofdstuk gewoon verder leest dan lijkt het alsof God gewoon verder gaat met de wetgeving. Maar het bijzondere is het onderwerp waar God de sociale wetgeving mee begint.
Om een beetje inzicht te krijgen over de impact van de eerste woorden die God laat opschrijven na de tien woorden, moet je even weten hoe onlogisch het onderwerp is dat God direct aan de orde stelt. Het gaat over slaven. Dat is in de volken om Israël heen in de wetgeving het laatste punt waar een koning het over ging hebben. Als je alles had gehad, waren er ook nog slaven, ze telden niet mee en hadden geen rechten. Dat het artikel over slaven bij de andere volken achterin de wetboeken stond was ook niet erg, want een slaaf had ook weinig tot geen rechten. Als je dit beseft, begrijp je ineens hoe onlogisch dit onderwerp is, aan het begin van het wetboek. God begint met de slaven.
Ook nog iets om te beseffen is dat het volk Israël als geen ander wist wat het was om slaaf te zijn. Weliswaar is dat een andere vorm van slavernij, want daar speelde ook onderdrukking mee, maar ze wisten hoe het was om geen rechten te hebben en om zonder status te zijn. De vraag is natuurlijk waarom God juist met de slaven begint? En wat de reden is dat een slaaf in het zevende jaar weer vrijkwam.
Als er één ding is wat er in het Joodse denken bovenop ligt, is dat God heel duidelijk maakt dat de zwakke de meest zorg krijgt. Juist zij die geen kansen hebben, geeft God kansen. Overigens doet God dit niet alleen met slaven, maar ook met vreemdelingen, ongeacht waar ze vandaan kwamen. En slaaf werd je als je niet meer aan je financiële verplichtingen kon voldoen en je uit nood jezelf dan moest verkopen. In elk omliggend land was je daarmee eigenlijk kansloos geworden, maar God leert ons dat degenen die kansloos zijn in de ogen van mensen, kansen krijgen in Zijn ogen en daarmee ook wij hen kansen moeten geven.
Hoe mis het ook gegaan is in iemands leven, zelfs als hij zichzelf had moeten verkopen, dan wilde God een nieuwe kans, na 6 jaar. Het zevende jaar zou een slaaf weer vrij moeten komen en opnieuw mogen beginnen. Overigens, in het Griekse denken waren de kansen van slaven nog veel minder dan in de tijd van het Oude Testament. God laat ons dus zien dat wij, als Hij ons leert omdenken, vooral de kanslozen kansen moeten geven. Dat is het karakter van Zijn Koninkrijk. Dan begrijp je dat natuurlijk ook elke discussie over vreemdelingen verleden tijd is. Juist zij hebben onze bescherming nodig, zelfs als ons land daardoor vol raakt. Niet omdat God zegt dat wij geen rechten meer zouden hebben, maar omdat de aarde uiteindelijk van Hem is en Hij ons daarom leert om kanslozen een kans te geven.
Gebed: Heer, het strijdt tegen alles wat wij normaal vinden omdat het bij ons om aanzien en eer gaat, maar U draait alles om en zet het in Uw perspectief.