"En hij stuurde nog een andere slaaf, maar zij sloegen ook hem, behandelden hem schandelijk en stuurden hem met lege handen weg. Daarna stuurde hij nog een derde, maar zij verwondden ook deze en wierpen hem eruit." (Lukas 20:11 en 12)
De eerste twee zinnen van deze gelijkenis zullen de toon wel hebben gezet onder de Schriftgeleerden. Dat beeld van die wijngaard, zal flink wat onrust hebben veroorzaakt. In Johannes 15 als het over de gelijkenis van de Wijnstok gaat, zal dit totaal anders geweest zijn, maar nu hier, met dat beeld uit Jesaja in hun achterhoofd, dan is elke twijfel van de bedoeling van Jezus' woorden wel verdwenen. Maar pas wel even op dat wij ons niet te makkelijk er vanaf maken dat wij die Schriftgeleerden niet zijn. Want uiteindelijk is de boodschap van deze gelijkenis ver door te trekken.
Wat gebeurt er in die wijngaard? Die eigenaar stuurt een slaaf om een deel van de opbrengst op te halen. Die slaaf komt kijken hoe dat de tijdelijke beheerders met de wijngaard omgaan. En wat doen ze? Ze slaan hem in elkaar en sturen hem met lege handen terug. De slaven van de heer hadden er niets mee te maken hoe de wijngaard erbij lag en ze hadden ook niets te maken met de opbrengt, want die wilden ze zelf houden. En dit gebeurt tot drie keer toe.
De tijdelijke beheerders van de wijngaard vonden dat de eigenaar geen recht had op zijn opbrengst, maar ook was de boodschap waar zijn slaven mee kwamen niet belangrijk genoeg om naar te handelen. In een andere gelijkenis heeft Jezus het over de rijke man en de arme Lazarus. Als die rijke man uiteindelijk in het eeuwige vuur terecht komt, vraagt hij om iemand naar zijn familie te sturen om hen te waarschuwen. En welk antwoord krijgt hij dan? Dat ze Mozes en de profeten hebben. Uiteindelijk had dat al genoeg geweest, maar Mozes en de profeten, de Tora en het aankomende Evangelie was niet genoeg.
Jezus zegt hier: Ik heb jullie de Tora gegeven, de inhoud van Gods Vaderhart en Ik heb jullie de profeten gegeven, en uiteindelijk hebben jullie niet geluisterd, je niets laten gezeggen over je wanbeheer van de wijngaard van Mijn Vader en je hebt hen zelfs naar het leven gestaan. Jullie wilden niet luisteren en jullie gunden Mijn Vader de eer niet over Zijn wijngaard. Dit is stevige taal, die voor een Schriftgeleerde niet voor meerdere uitleggingen vatbaar was.
Want dit is wat ze hebben gedaan. En hoe Jezus dat kon zeggen? Nou, dat is nogal duidelijk, want ondertussen is Jezus Zelf als de volgende zin uit de gelijkenis: De heer van de wijngaard heeft zijn zoon gestuurd. En Jezus is hier nog springlevend, maar de plannen worden beraamd om Hem van het leven te beroven. Ze hebben niet geluisterd naar alle voorgangers die er al geweest zijn.
Misschien zeg je: Dit kan mij toch niet gelden? Nee, dat klopt, want wij staan in de tijd in het laatste stukje van de gelijkenis. Maar de vraag is wel wat wij nu doen met Gods gezonden slaven? Je mag het voorgangers en evangelisten noemen, maar wat doen wij, als de boodschap ons niet aanstaat? Ik zal het antwoord niet invullen, maar hoe dicht staan jij en ik bij de Schriftgeleerden van toen? Ook als kind van God, maar op sommige terreinen, zo herkenbaar dichtbij.
Gebed: Heer, alstublieft, laat mij zien als ik als een Schriftgeleerde zou handelen en ik niet meer zie wat U ziet. Als ik Uw woorden in de wind sla en Uw knechten laat praten.