"Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij." (Psalm 139:6)
David komt er eigenlijk niet over uitgesproken hoe dat God Hem kent. JWHW kent hem. Dat is eigenlijk onbevattelijk! De Almachtige God Die jou kent tussen 7 miljard mensen. En Hij kent je niet zomaar, maar Hij kent jou beter dan dat jij jezelf kent. Hij kent je gedachten, Hij kent je woorden, zelfs al voor jij ze zelf hebt uitgesproken. Maar het is meer dan kennen. David gebruikt in ieder geval zeven woorden die alles met het werkwoord 'kennen' te maken hebben. David doet dat niet per ongeluk, maar hiermee geeft hij aan dat God jou volmaakt kent. Er ontgaat Hem niets en dat niet om te oordelen, maar om je HEER te willen zijn die er voor jou is.
David spreekt maar zelden over God Die tegen hem zou zijn. En elke vertrouwelijke psalm is God nooit zijn tegenstander. Dat is wel hoe je God in het Oude Testament soms zou kunnen uitleggen. Maar zo spreekt David niet over God. David gebruikt hier zelfs hele andere en nog veel diepere woorden. Hij zegt dat de HEER met al zijn wegen vertrouwd is. Dat is nog veel dieper dan kennen. Je kunt iemand kennen en je kunt met iemand vertrouwd zijn. Dan hoef je hem eigenlijk niet eens meer iets te vragen, want je voelt al feilloos aan wat die ander denkt. Zo is het met God, Hij is met al je wegen vertrouwd. En soms zou je dan denken: "Als God met al mijn wegen zo vertrouwd is, dan zal dat soms ook zeker consequenties hebben." Maar dan moet je eens lezen hoe David het ervaart.
David zegt: "U legt Uw hand op mij!" En in het Hebreeuws staat er dan nog bij: "U omgeeft mij van achteren en van voren." Eigenlijk zou je kunnen zeggen God staat in een omhelzing om je heen. God kent je, weet alles van je en tegelijk laat Hij je niet los, slaat Hij je niet bij Hem vandaan, maar tegelijk omhelst Hij je met Zijn tegenwoordigheid.
Hier word je toch gewoon even echt stil van? Dit is de HEER die jou kent, die alles weet van je en die precies weet wat je gaat doen in elke situatie. Ook dus als jij gewoontepatronen hebt die nog niet doorbroken zijn, maar waar dat wel mee moet gebeuren. Dan blijft Hij in Zijn tegenwoordigheid om je heen. En dat te beseffen, dan word je stel, daar kan ik niet bij. David valt er bij wijze van spreken stil van. En als je op dit punt komt, dan kom je in aanbidding voor de HEER. Dat is het moment dat je werkelijk je begint te richten op Wie Hij voor je is.
En hoe hoog en hoe groot dit is? Daar zijn echt geen woorden voor. Dat God je zelfs als je struikelt gewoon blijft omgeven, daar mogen we echt Hem voor prijzen en liefhebben. Wat een onbeschrijfelijke en onvoorwaardelijke liefde. En in dat omgeven van God is Hij er ook beschermend. Het is niet alleen aanvaarding, maar ook bescherming. Dat brengt ons in aanbidding voor Hem, die ons hart liefheeft en vertrouwd is met ons.
Gebed: HEER, dat U met mij vertrouwt bent, dat U mij, ondanks mij gewoon mij blijft omgeven, daar aanbid ik U om. U bent mijn HEER, mijn Koning en mijn God.