"Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Babel, heeft koning Kores bevel gegeven dit huis van God weer op te bouwen." (Ezra 5:13)
Als je een oplettende lezer bent, denk je misschien vandaag: "Die tekst zegt ons toch helemaal niets nieuws meer? Hier zijn we toch mee begonnen bij het nadenken over Ezra?" Ja, dat klopt inderdaad. Het lijken bekende woorden. Maar er gaat iets aan vooraf. Misschien gaat er zelfs dit wel aan vooraf: Eerlijke kwetsbaarheid en openheid. Alle geheimen worden verteld. Daar ligt een groot geheim in. Iets wat wij liever maar niet doen. Want wat is er gebeurd?
De landvoogd van de streek waar Jeruzalem in lag was naar de koning gegaan omdat de Joden toch weer begonnen waren om te bouwen aan de tempel van God. En in de ogen van de tegenstanders klopte daar natuurlijk niets van. Ze wilden ook liefst dat dit zo snel mogelijk stopte. Toch zorgde de bescherming van God ervoor dat het hen niet lukte om de bouw tegen te houden. Uiteindelijk gaat de landvoogd met een brief naar de koning en in die brief staat een verslag van het onderzoek onder de Joden.
De namen van de leiders worden genoemd, er staat precies in wat ze aan het doen zijn en er staat ook verslag. Maar toen er bij hen gevraagd werd waar ze mee bezig waren, zeiden ze niet gelijk: "Koning Kores had ons toch de opdracht gegeven?" Dat zeggen ze later wel, en misschien wisten de huidige regeringsleiders niet eens meer wat de afspraken waren, dus die tekst van vandaag is wel belangrijk om te herhalen. Wij moeten tegen de tegenstander van God soms ook dingen herhalen die hij al lang weet maar vergeten lijkt te zijn.
Alleen daarvoor gebeurt nog iets. Ze hebben heel eerlijk verteld hoe ze uiteindelijk in Babel terecht zijn gekomen en nu weer terug zijn in hun eigen land. Eigenlijk zijn ze heel kwetsbaar in hun verklaring. Het is geen eigen verdienste dat ze weer in hun land zijn en de tempel van God weer mogen opbouwen. Ze hadden er een puinhoop van gemaakt. Ze zijn geen volk dat iets had verdiend en al helemaal niet dat God weer terug zou komen bij dit volk.
Het volk van Israël was zich echt bewust dat ze door hun zonden, God vertoornd hadden. Dat wisten ze, maar daar waren ze ook open en eerlijk over. Ze zijn open over hun afkomst, maar ook over het feit dat ze uiteindelijk terug mochten keren van Kores.
Hebben wij recht op een kerk, hebben wij er recht op dat we het lichaam van Christus mogen bouwen? Hoe komen wij eigenlijk zover? Niet anders dan dat God genadig is geweest en ons niet heeft laten zitten in de zonde waarmee wij onszelf hadden bevuild. Maar juist als God in Zijn genade naar ons omziet, dan gebeurt er ook iets met ons. Dan krijgen wij de kans weer om in onze bestemming te gaan wandelen. En wees er eerlijk over dat wij heel veel niet goed deden, maar dat God toch wilde ingrijpen. En waar we daar kwetsbaar over zijn, zullen tegenstanders veranderen in medestanders. Dan zul je zien dat de afstand kleiner wordt en God groter door ons heen.
Gebed: HEER, ik dank U voor Uw genade. Ik schoot te kort en liep bij U vandaan, maar U hield niet op met zorgen en verzoende mij door Jezus en bracht mij weer terug in mijn bestemming. Mijn eerlijkheid hierover zal ook anderen in beweging zetten.