"En zie een zeker wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken, en zei: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?" (Lukas 10:25)
Er zijn van die vragen die mensen aan Jezus stellen, waarvan je al denkt het antwoord te weten. Heb jij dat ook wel eens? Wat zou jij als antwoord geven aan iemand die je vraagt hoe je in de hemel kunt komen? Ik zou hem zo snel mogelijk uitleggen dat Jezus naar deze wereld is gekomen en dat Hij is gestorven en begraven en daarna ook weer opgestaan. En als je gelooft dat Hij dat voor jou deed, dan kom je uiteindelijk in de hemel. Ik zou misschien nog wel een gevoel hebben van: Alsof het alleen maar over de hemel moet gaan, hier op aarde hebben we ook een bestemming. Maar het antwoord van Jezus is totaal anders.
Het gekke is dat Jezus deze vraag in het Lukas-evangelie twee keer krijgt. Ene keer van de wetgeleerde uit deze geschiedenis en ene keer van de rijke jongeman. Het doel van hun vragen was verschillend, maar het antwoord van Jezus kwam op hetzelfde neer. Beiden kregen het antwoord dat ze iets moesten doen. Deze wetgeleerde moet doen zoals de Barmhartige Samartiaan deed en de rijke jongeman moet, nadat hij alle geboden heeft gehouden, alles wat hij heeft verkopen en Jezus volgen. En voor beide is dit het antwoord.
Als ik dit op deze manier zou zeggen, zouden veel lezers zeggen: "Dit klopt gewoon echt niet, je kunt de hemel niet verdienen." Apart hè, dat Jezus dit antwoord wel lijkt te geven. Of zegt Jezus uiteindelijk iets meer dan dit? De gelijkenissen die Jezus verteld heeft, hebben over het algemeen meerdere lagen. En dat wat in het oppervlakkige verhaal te lezen is, is vaak maar het topje van de ijsberg. En zeker bij de Barmhartige Samaritaan. Jezus zegt veel meer dan wat wij lijken te lezen, maar daar kom je pas achter, als je ook wat achtergronden kent.
Het begint in ieder geval met een wetgeleerde die heel goed wist wat er in de Thora stond. Hij wist precies te vertellen welke regel op welke plaats stond en juist deze man vraag hoe je in de hemel kunt komen. Dat weet hij toch zelf ook wel? Of misschien wist hij het helemaal niet, want de verwarring in die tijd was groot en de hele godsdienst was slechts een verdienmodel geworden.
Jezus maakt het antwoord dan ook niet heel moeilijk. Hij heeft ongetwijfeld begrepen wat Jezus hem antwoordde. Sterker nog, hij zal enigszins geïrriteerd zijn geweest over het antwoord, want Jezus laat Zich niet vangen. Jezus stelt gewoon dat je God boven alles moet liefhebben en je naaste als jezelf. Als je dat doet zijn we er. Maar was het maar zo makkelijk, dus vraagt de man wie dan zijn naaste is. Over dat liefhebben van God, zal hij niet getwijfeld hebben in zijn eigen ogen. Hij was immers een wetgeleerde, dat zat wel goed. Of Jezus daar zo ook over dacht is nog maar de vraag, maar het probleem zit hem bij die naaste. Want wie is dat dan? En wat bedoelt Jezus dan met de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan? We zullen morgen verder kijken, naar de laag onder het verhaal.
Gebed: Vader, hoe dan ook blijft het bevel staan dat ik mijn naaste lief moet hebben als mijzelf. Dat gaat nog al eens mis in mijn leven. Open mijn ogen voor mijn naaste en leer mij zijn zoals U.