"Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere. Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde." (Romeinen 7:24-26)
Als je even laat zakken wat we gisteren overdachten en bedenkt dat onze lichamelijke mens zo neigt naar de zonde, terwijl onze geestelijke mens dat niet doet en als je dan bedenkt hoe zwaar deze strijd is, dan kom je waarschijnlijk tot dezelfde uitroep als dat Paulus deed: "Ik ellendig mens!" Paulus zegt dus niet dat hij een zondaar is en daardoor ellendig is, maar Paulus zegt dat hij zich ellendig voelt vanwege die strijd die er is. Niet de strijd als zondaar, maar de strijd als heilige tegen zijn eigen lichaam dat nog steeds trekt naar de zonde.
En dat voelt ellendig! Heel erg ellendig. Maar dan ook een uitroep er achteraan: "Ik dank God door Jezus Christus!" Ja, dat is het antwoord. Jezus zal straks uiteindelijk onze ziel uit ons lichaam verlossen en door de verzoening van ook ons lichaam zal Hij ons straks een nieuw lichaam geven. Tot die tijd accepteren we geen enkele zonde uit onze lichamelijke mens, maar de strijd zal blijven. En die strijd vat Paulus dan samen in één zin.
Het is de strijd dat ons vlees de wet van de zonde dienst. Is dat dan een andere wet dan de wet van God? Zo lijkt Paulus wel af te sluiten in dit hoofdstuk. Maar eigenlijk bedoeld hij meer te zeggen dat we de strijd hebben tegen de wetmatigheid van de zonde, waar ons lichaam op reageert. En daarom zegt Paulus dat hij met zijn verstand de wet van God dient. Aan de ene kant om zijn lichamelijke mens het zwijgen op te leggen en aan hem te onderwerpen, maar aan de andere kant ook omdat hij weet dat de wet van God ook geestelijk is.
En het geestelijke van de wet heeft er ook alles mee te maken dat de wet van God gewoon goed is. Niet om daar wettisch mee te worden of om onder de aanklacht van de wet vandaan te komen, dan zet je het lichaam van de zonde weer in beweging, maar omdat in de wet Gods Vaderhart klopt.
En zet de wet maar op een rijtje vanuit Gods volmaakte plan vandaan. Dan kun je zelfs met je verstand niet anders dan de conclusie trekken dat Gods wet het allerbeste is om naar te leven. Niet om te verdienen, niet om je aan te laten klagen terwijl Jezus jou heeft verzoend of om de zonde in actie te zetten als opstandeling tegen die wet, maar gewoon omdat je beseft en weet dat Gods wet echt het allerbeste is. Als we die wet echt naleven omdat dit het beste is, dan is de hemel eigenlijk een feit. En daarom blijft er wel strijd tussen het lichamelijke en het geestelijke, maar dit is een feit: De hemel en vooral de manier van leven in de hemel, vinden we wel terug in de wet. En daarom, strijd of niet, met mijn verstand dien ik de wet van God, omdat ik een hemelburger ben!
Gebed: Vader, dat lichaam van de zonde wil maar niet gehoorzamen, maar met mijn verstand en mijn wil onderwerp ik mijn lichamelijke mens onder de geestelijke wet, zodat de wetmatigheid van de zonde het niet langer meer voor het zeggen zal hebben.