"Welzalig zijn zij van wie de ongerechtigheid vergeven, en van wie de zonden bedekt zijn, welzalig is de man aan wie de Heere de zonde niet toerekent." (Romeinen 4:7 en 8)
Paulus gebruikt twee keer achter elkaar het woord 'welzalig', nadat hij heeft uitgelegd dat de werken van de wet voor loon zorgen en dat ook de genade voor loon zorgt. Het ene is een dieptepunt en het andere is een hoogtepunt. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat Paulus met deze twee keer dat hij 'welzalig' gebruikt even een tussenconclusie maakt. Want daarna komen er ook nog een paar lastige vragen over de besnijdenis en waardoor Abraham dan eigenlijk gerechtvaardigd is. Maar nu trekt hij eerst de conclusie rond het woord 'welzalig'.
Want wie zijn er nu welzalig? Je zou natuurlijk gewoon kunnen zeggen: "Dat zijn degenen die geloven in Jezus". En natuurlijk is daar geen spelt tussen te krijgen, want dat geloof is inderdaad nodig om zalig te worden. Zonder dat geloof zou de wet gelden en daar redden we het niet mee. Maar er zit nog een verschil tussen Abraham en ons. Want dat is eigenlijk wat Paulus nog even toevoegt. Je zou kunnen denken dat geloof zoiets is als dat al het onvolmaakte in ons met geloof in evenwicht wordt gebracht. Alsof het een soort weegschaal is die in evenwicht komt en door geloof net doorslaat naar de goede kant. Dat is het niet. Zo denkt de wettische kant in ons soms maar al te vaak. Maar Paulus zegt iets anders.
Op zich zijn de zonden niet weg, maar ze zijn bedekt. Tenminste dat gold voor Abraham in ieder geval. En het citaat van David in dit verband is ook een citaat van het Oude Testament. Een Jood die de wet van de verzoening hield en geloofde dat dit een afspiegeling was wat komen zou in de Messias, daar kwam het bloed over de zonden. En dat zorgde voor bedekking. De offers van de dieren bedekten de zonden, maar uiteindelijk zouden de zonden door Jezus weggedragen worden. De mensen als Abraham en David leefden onder het Oude Verbond en daar werden de zonden nog bedekt. En toch maakte dit al dat Abraham gerechtvaardigd werd door het geloof.
Onder het Oude Verbond was alles bedekt en God rekende de zonde niet toe. Dat wordt voor ons nog veel sterker, want Jezus neemt de zonde ook weg uit ons leven. Daar ligt een behoorlijk verschil maar Paulus schrijft hier vanuit de context van Abraham en niet vanuit het Nieuwe Verbond. Dus die bedekte zonden is alleen met betrekking op het Oude Verbond.
Maar de tweede keer dat Paulus het woord 'welzalig' gebruikt is dit anders. Want welzalig zijn heeft er vooral mee te maken dat God de zonden, die er wel zijn, niet toerekent. Dat doet geloof. Omdat God door het geloof de zonden niet meer toerekent, zijn we welzalig. En daarin verschillen wij niets van Abraham. En Abraham onder het Oude Verbond verschilde wel in dat wat nog moest komen er nog niet was, Jezus! Maar toch werd dit hem al zo toegerekend dat God zijn zonden bedekte, om het vele eeuwen later weg te nemen door het werk van Jezus.
Gebed: Vader, door Jezus heeft U mij meer gegeven dan Abraham. Mijn zonden heeft Hij weggenomen, maar vooral, U rekent mij geen zonden meer toe! Dat is echt welzalig. Dank U wel!