"HEERE, toen ik Uw tijding hoorde, heb ik gevreesd, HEERE, Uw werk, behoud het in het leven in het midden van de jaren." (Habakuk 3:2)
Wat een drama dreigt er te ontstaan voor Habakuk. Aan de ene kant zijn eigen volk Juda waar het een puinhoop is, maar aan de andere kant een nog veel goddelozer volk van de Chaldeeën, waarover vijf weeën worden uitgesproken. En daar zit Habakuk midden tussenin. En uiteindelijk blijft de vraag dezelfde: wat zal er overblijven van Juda. Nadat God heeft ingegrepen en nadat uiteindelijk ook die veel goddelozere heidenen ook aan hun einde zijn gekomen. Daar zou je toch bang van worden.
Maar als je alles ziet gebeuren, ook in onze tijd. Het kan onmogelijk dat God alles maar laat gebeuren. De dreigende belofte van de kandelaar die zal verdwijnen is er wel, ondanks dat er in Christus genade in overvloed is, maar als de kerk haar verantwoording niet neemt, zal er uiteindelijk wel een gevolg zijn voor een lauwe kerk die niet overloopt van de eerste liefde.
En als de kandelaar echt zal verdwijnen? Wat blijft er in het midden van de jaren nog over van de kerk in Nederland? Waar is de christelijke moraal gebleven in Nederland? Wat blijft er dan nog wel overeind? Of zal God uiteindelijk ook in Nederland het licht uitdoen? Maar dan is het, naast dat de rechtvaardige uit zijn geloof blijft leven ook goed om echt te gaan bidden.
Habakuk gaat echt voorbede doen. En niet op een manier waarin de hopeloosheid toeslaat en hij alleen blijft kijken naar de omstandigheden. Habakuk zegt ook niet dat hij niet is geschrokken. Hij heeft gevreesd en soms kan vrees en angst je verlammen. Echt verlammen. Maar Habakuk leert ons om je niet te laten verlammen, maar om je te richten tot de God Die leven geeft. HEER, behoud Uw werk in het midden van de jaren.
Dat is waar het bij Habakuk om gaat. Het gaat niet om Juda, het gaat niet om hemzelf. Daar ging het eerst nog wel om. Maar nu is de toon anders, het gaat hem nu om Gods werk. Juda is Gods werk. Sterker nog, in Juda ligt de belofte van de Messias. Dat kan God toch niet laten lopen? Daarom mag Habakuk ook met vrijmoedigheid vragen om bescherming van Gods Eigen werk.
En ergens is dit een gebed, waar God onmogelijk omheen kan. Want Zijn Eigen werk kan niet stoppen. Daar is Hijzelf verantwoordelijk voor. En Gods is zeer vertoornd, dat beseft Habakuk ook wel, maar daarom spreekt Hij God aan op Zijn ontferming. Dat is het karakter van God! Dat is God in Zijn diepste wezen. Uw toorn is terecht, maar HEER, wees vol ontferming en behoud Uw werk in het leven. Laat dat van U blijven bestaan en laat dat niet vallen.
Kunnen we zo naar de kerk kijken? Kunnen wij zo aan God vragen om de kerk te behouden, de kerk als echt een stukje Koninkrijk op aarde. We hebben als kerk heel lang gedacht dat we het goed voor elkaar hadden. Wij konden het, maar die tijd is voorbij. Wij houden de kerk niet in leven, maar HEER, behoud U Uw kerk in het leven, ook in het midden van deze jaren.
Gebed: HEER, het gaat niet om onze kerk, het gaat niet om wat wij belangrijk vinden, maar HEER, Uw werk, Uw kerk, Uw plan, houdt dat in leven, ook in onze tijd.