"Hierna zag ik en zei, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand." (Openbaring 7:9)
Als je dit hoofdstuk uit Openbaring achter elkaar leest, dan krijg je het gevoel dat er echt een stukje ontbreekt. De winden worden eerst tegen gehouden, vervolgens worden er 144.000 verzegeld met het zegel van God en dan volgt het volgende visioen. Het past ook niet bij elkaar, omdat die 144.000 en deze menigte in vers 9 niet dezelfde lijken te zijn. Ineens ziet Johannes een grote menigte. En die menigte staat voor de troon en voor het Lam. En ze staan daar niet zomaar, ze staan daar met witte gewaden.
Dit zijn mensen die juichen voor de troon van Jezus. Het zijn de mensen die heilig zijn en van wie hun vuile kleren zijn gewassen in het bloed van het Lam en daarbij hebben ze ook nog palmtakken in hun hand. Dat is het symbool van het feit dat Jezus de Koning is. Het is een ontelbare menigte die daar staat. Dit is op zichzelf al bijzonder. De menigte van gezaligden voor de troon is ontelbaar. En niet alleen dat, ze komen overal vandaan.
Ze komen niet alleen uit alle landen, maar zelfs uit alle talen. Overal komen ze vandaan en niets lijkt uitgezonderd te zijn. Wat een moedgevend beeld krijgt Johannes hier. Er zullen straks niet een paar mensen gered zijn, het zullen er velen zijn, ontelbaar zelfs. Alle ideeën dat er maar enkelen gered zullen worden, zijn op dit moment als een leugen ontmaskerd. Het geeft hier bijna het gevoel dat het onmogelijk is om verloren te kunnen gaan.
Maar dan moet je nog even doorlezen. Want de vraag komt op wie dat diegenen zijn die daar voor de troon juichen en aanbidden voor God. We zijn geneigd om dit al heel snel in te vullen, maar als we even doorlezen, zegt de ouderling die met Johannes in gesprek is: Dit zijn degenen die uit de grote verdrukking komen en hun kleren witgewassen hebben in het bloed van het Lam. Weet je, ik geloof dat we hier nog meer te zien krijgen dan wat wij denken. Ja, dat er straks een ontelbare menigte is die zalig wordt, dat kunnen we nog wel geloven, maar deze ontelbare menigte is een groep die uit de grote verdrukking komt.
Die term 'grote verdrukking' wordt in het Nieuwe Testament gebruikt voor de allerlaatste periode voor dat Jezus terugkomt. Maar dan is deze ontelbare menigte niet een menigte die door de tijd heen is opgebouwd, maar het is menigte die uit het laatste heftige stuk van de wereldgeschiedenis heen heeft standgehouden. En als die menigte al niet meer te tellen is, hoeveel zullen er dan straks zaligworden. Deze menigte is niet een menigte uit onze tijd, dit gaat over het meest extreme deel van de eindtijd. En als er in die tijd al zoveel zullen zijn, wat is er dan in onze tijd, waarin het zo heftig nog niet is, mogelijk. Is dit niet een beeld vol met hoop. Ons werk op aarde is niet zinloos, want velen, ontelbaar velen zullen zalig worden.
Gebed: Jezus, wat een troost en bemoediging dat er alleen al uit de grote verdrukking er ontelbaar veel tot geloof zullen komen. Wat een hoop voor ons op dit moment. Wat een kracht zit er in dit visioen. Dank U wel, dat ook nu ons werk niet te vergeefs is.