"Wie is zij die verschijnt als de dageraad, mooi als de volle maan, zuiver als de gloeiende zon, schrikwekkend als zij die vaandels opheffen?" (Hooglied 6:10)
Na de lofprijzing van de Bruidegom nemen de meisjes, of de dochters van Jeruzalem, het weer over. Opmerkelijke woorden spreken zij uit. Het gaat niet alleen over haar schoonheid, maar ook over haar kracht. Het laat zien wie ze is in de ogen van deze meisjes. Ze zien glorie en heerlijkheid in de bruid. Ze stellen deze glorie in een vraag aan de orde, maar eigenlijk is het een retorische vraag. Het antwoord is immers niet anders dan het ene antwoord dat mogelijk is.
Natuurlijk is dit de bruid, het is zij die ze steeds meer zijn gaan zien in haar glorie en heerlijkheid. Ze is mooi als de volle maan. Hoe mooi is de maan, midden in de nacht. De maan in zijn volle kracht. Midden in het duister geeft hij zijn licht. Hoe bevrijdend kan dat zijn, midden in de duisternis. Maar tegelijk is ze zo zuiver als de gloeiende zon. Alles dat niet volmaakt is, brand de zon weg. Het toont niet alleen haar heerlijkheid en grootheid, maar ook de zuiverheid die zij in haar wezen is. En tenslotte is ze schrikwekkend als zij die de vaandels dragen. Ze is een overwinnaar. Het is duidelijk dat er een lijn wordt getrokken naar de eenheid tussen de bruid en de Bruidegom. Ze zijn eigenlijk in deze beelden helemaal één. De heerlijkheid van de bruid gaat op in de heerlijkheid van de Bruidegom.
Het is ook duidelijk dat deze meisjes er plezier in hebben om hiervan te genieten. Er is geen gebrek in haar. Maar als we dan nog een keer de lijn naar de engelen in de hemel trekken. Als we er op die manier weer geestelijk naar kijken, hoe word jij dan gezien als bruid van Christus? Hoe blij zouden de engelen in de hemel zijn als ze ons zo zien, mooi als de maan, midden in de duisternis dat we als grote lichten schijnen. En tegelijk als licht een afspiegeling zijn van Jezus. Als ze ons zien in onze houding ten opzichte van het onrecht in de wereld, dat we daarin zuiver zijn als de gloeiende zon.
Maar dan ook dat laatste nog, want die eerste twee dingen zijn nog wat we uitstralen, maar dat laatste is enorm krachtig. Paulus zegt later dat wij in Christus meer dan overwinnaars zijn en hier wordt gezegd dat de bruid schrikwekkend is als zij die de vaandels dragen. De bruid in Hooglied en de bruid van Christus draagt de overwinningsvaandel. Al eerder in die hoofdstuk noemde ook de Bruidegom dit als een onderdeel van Zijn bruid. Zowel de Koning in de hemel, als het hele hemelleger erbij ziet de bruid van Christus als overwinnaar in de overwinning van de Koning. Wij zijn met Christus overwinnaars en hoeven niet te overwinnen. Onze Bruidegom heeft overwonnen. En het enige dat wij hoeven te doen is te delen in Zijn overwinning en het overwonnen land in te nemen en te verdedigen. Wij heffen de banier, mijn Heer stond op uit het graf. Mijn Verlosser leeft. En ik met Hem.
Gebed: Mijn Liefste, U bent mijn Banier en overwinnaar, maar in Uw overwinning draag ik het overwinningsvaandel. En daarmee draag ik Uw gerechtigheid en zal ik recht doen op aarde.