"Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet." (Hooglied 3:1-5)
Een opmerkelijke wending in het verhaal. Ineens lijkt de bruid in bed te liggen. Sommigen denken dat dit het moment is dat de bruiloft bijna begint. In ieder geval lijkt de bruid hier op haar bed te liggen. Misschien sluit dit aan bij het einde van hoofdstuk 2. Daar lijkt de Bruidegom weg te gaan en roept ze Hem terug. Wellicht is dat niet gebeurd en is de bruid naar huis gegaan en ondertussen gaan slapen. Of in ieder geval ze probeert te slapen. En op haar bed zoekt de naar haar Liefste.
Het zou een droom kunnen zijn waar ze in terecht komt. En het feit dat ze alleen was thuisgekomen zou daar dan een rol bij kunnen spelen. De liefde van je hart kun je niet meenemen omdat het huwelijk er nog niet is en je ligt alleen in bed. En daar ligt ze te malen en vooral haar geliefde te missen. En daarbij is het huwelijk er ook nog niet, maar wil ze Hem ook niet missen. En ze gaat op zoek. Blijkbaar eerst in haar droom en dan lijkt het of ze haar bed uitgaat en uiteindelijk in de donkere stad gaat zoeken.
Twee keer zoekt ze, maar vindt ze Hem niet. Ze vraagt zelfs aan de wachters van de stad waar Hij is Die ze liefheeft. "Hebt u Hem gezien?" En zo gaat ze voorbij. En op dat moment vindt ze Hem wel. Plotseling, zo lijkt het. En wat je hier nu van moet zeggen? Ook dat ze nog een keer zegt dat de dochters van Jeruzalem de liefde niet moeten aanwakkeren. Dat lijkt dat dit er op wijst dat die meisjes de liefde niet onhoudbaar moeten maken, terwijl het huwelijk er nog niet is.
En tegelijk, als we beseffen in Adventstijd te leven waarin we uitzien naar de Bruiloft van het Lam en waar we als gelovigen uitzien naar onze eeuwige vereniging met Hem, is dan dit verlangen zo vreemd? Is dit begin van Hooglied 3 niet precies de Adventsverwachting. Het huwelijk is er nog niet, maar tegelijk dat intense verlangen naar Jezus. Dat verlangen naar Zijn komst. En ondertussen op je bed liggen, ronddwalen in deze wereld en Hem soms zo intens missen. En hoe gevaarlijk is het dan om deze liefde buitensporig aan te wakkeren? Dan is het leven toch eigenlijk ook niet meer te leven?
Een leven met zoveel verlangen, met zoveel liefde voor Jezus om altijd bij Hem te mogen zijn, dat is niet te houden, dat is soms zo tegenstrijdig met deze wereld waarin Hij soms zo lijkt te ontbreken. En ik zoek Hem, ik wil bij Hem zijn, elke dag. En zelfs in de nacht wil ik Hem niet meer missen. Het uitzien is soms zo groot dat je altijd verlangt en op die momenten dat Hij zo dichtbij je is en Hij je ineens weer vindt, en jij heel dichtbij Hem bent... Dan pak je Hem vast, net als Maria na Zijn opstanding. Het kon nog niet defintief, maar dit is het Adventsverlangen waaruit we mogen leven. Tot aan die dag...
Gebed: Mijn Liefste, ik kan U geen moment missen en zou als in het huwelijk U altijd al bij mij willen hebben. Mijn hart strekt zich uit naar U. Laat U mij telkens ontmoeten en laat deze Adventsverwachting altijd levend zijn in mij.