"Mijn Liefste is van mij en ik ben van Hem..." (Hooglied 2:16 en 17)
De opdracht van de Bruidegom was wel duidelijk. Hij wil niet dat de liefde tussen Hem en haar op welke manier dan ook zou beschadigen. Achter die opdracht ligt een duidelijk verlangen naar de bruid. Het verlangen dat deze liefde nooit zal ophouden. Hij wil niet dat deze liefde onderbroken zal worden. Dat wil Jezus ook niet, Hij wil niet dat er blokkades ontstaan in onze relatie met Hem. Maar ook de bruid gaat dan haar verlangen uitspreken. En ook deze woorden lopen over van verlangen. Je zou kunnen zeggen dat het ene verlangen, het andere bevestigt.
Het is duidelijke taal dat de bruid overtuigend spreekt. "Mijn Liefste is van mij en ik van Hem." Heel krachtig, maar ook heel zeker is zij van haar zaak. En ondanks dat lijkt er toch ook iets in te zitten van "als mijn Liefste dat dan ook maar zo vindt en als Hij maar niet wegloopt." Als wij heel zeker zijn dat Jezus het doel van onze liefde is en dat Jezus daarmee, in de woorden van de bruid 'van mij' is, omdat ik van Hem bent, kunnen we dan toch nog bang zijn dat we Hem kwijtraken? Verstandelijk zullen we allemaal zeggen dat dit onmogelijk is. Maar in ons gevoel ervaren we soms toch wat anders.
Het verlangen dat de Bruidegom er altijd zal zijn, blijkt wel uit de woorden van de bruid. De tijdsaanduiding in vers 17 is een onduidelijke, waarbij het niet duidelijk wordt wat er wordt bedoelt. Het verband tussen het weiden van de kudde en het verdrijven van de schaduwen lijkt niet bij elkaar te passen. En ook niet zoals in het Hebreeuws staat: 'totdat de dag ademt' erbij past. Maar wat wel duidelijk is, zijn de woorden van de bruid. Die verlangt dat de Bruidegom Zich omkeert.
Het zou kunnen dat de Bruidegom Zijn bruid in vers 15 achterliet met de vossen die zij moest vangen en dat eigenlijk de bruid direct Hem terugroept. Ze verlangt naar Zijn sprankelende en vurige aanwezigheid. Zoals een jong hert over de bergen komt aanhuppelen, met grote snelheid, zo wil ze haar Liefste zien terugkomen.
Zouden dit ook de woorden van ons geloof kunnen zijn? Of misschien ook wel de woorden van Israël in het Oude Testament, dat verlangt naar de Verlosser? En wij, zoals we in het geloof verlangen naar de aanwezigheid van Jezus totdat de Bruiloft er zal zijn? Want Jezus mag toch gewoon niet weg uit ons leven, Hij is ons leven en zonder Hem is er geen leven. Of laten we Hem misschien soms toch wel erg makkelijk gaan? Dat zegt wel heel veel over onze liefde voor Hem. Want iemand die verliefd is, wil die ander nooit laten gaan. En ondanks dat de Bruiloft er nog niet is, deze bruid weet toch al dat zij het bezit is van Hem en Hij van haar.
Jezus is nog niet teruggekomen en wij verwachten Hem. Hij is gegaan naar de hemel, maar wij roepen: Keer om, mijn Liefste, wees als een jong hert en kom! Dat is Adventsverwachting.
Gebed: Mijn Liefste, U bent er en toch ook nog niet. U bent altijd bij ons, maar tegelijk verwachten we U nog met eer en heerlijkheid gekroond. Kom, mijn Liefste, kom en laat de Bruiloft van het Lam beginnen.