"Degene die in uw huis geboren is én degene die met uw geld gekocht is, moeten zeker besneden worden. Zo zal Mijn verbond in uw vlees tot een eeuwig verbond zijn." (Genesis 17:13)
Soms besef je dat je met sommige teksten heel wat kunt losmaken. Ook dit gedeelte waarin deze tekst staat is er zo een. Want degenen die het doopformulier kennen uit de traditionele kerken, kennen ook de zinsnede: 'nu de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen'. Die zinsnede is ondertussen in een groot deel van kerkelijk Nederland een zin geworden die tot waarheid is verheven, terwijl we ons dan eerst maar eens moeten afvragen in hoeverre dat dit echt waarheid is. Want waarom moest Abraham en zijn nageslacht besneden worden?
Laat duidelijk zijn dat de doop een symbool is van reiniging van zonden en afsterven van onze oude mens en opstaan van onze nieuwe mens in Christus. Maar wat betekent dan een verbond zoals dat van de besnijdenis. Omdat er bloed bij vloeit zou je kunnen denken dat dit met verzoening heeft te maken, maar als we lezen dat God aan Abraham als opdracht geeft, komt dat nergens in terug. Het gaat in het besnijdenisverbond niet over verzoening. Verzoening is er voor Abraham ook alleen door het geloof in Jezus en daar is de besnijdenis geen teken van.
God heeft Abraham uitgekozen en Abraham zal tot een groot volk worden, Gods eigen volk. De naam van Abram is net veranderd in Abraham en in de toegevoegde lettergreep klinkt het woord 'menigte' in door. En degenen die uit Abraham voortkomen, inclusief de aangekochte mensen die als slaaf dienden en daardoor ook eigendom werden van het nageslacht van Abraham moeten besneden worden. "Zo", zegt de HEERE, "zal Mijn verbond in uw vlees tot een eeuwig verbond zijn." Over welk verbond gaat dit dan? Over het verbond uit vers 2, waar God tegen Abraham had gezegd dat Hij hem een groot nageslacht zou geven. Het is het teken dat hoort bij het volk-zijn van God. Het volk waar de Messias uit geboren zou worden. Het heeft niets met verzoening te maken, maar met het eigendomsrecht dat God, door dit verbond heeft op het nageslacht van Abraham.
Als we in Handelingen 15 lezen over de heidenen die tot geloof komen en de vraag of die niet besneden moeten worden, dan is het besluit duidelijk: Die hoeven niet besneden te worden, maar tegelijk wordt de besnijdenis daar voor het Joodse volk niet opgeheven. Daarmee wordt duidelijk dat de doop niet in de plaats van de besnijdenis is gekomen en dat als we die zo zien, we bezig zijn met vervangingstheologie. Er is en blijft voor God een verschil tussen Israël en de volken. Door geloof worden we wel ingelijfd in de verzoening die er is in Christus, maar niet in het volk Israël als zodanig. Dat verschil blijft dus bestaan. En daarmee is de belofte die vergezeld gaat met dit teken, dat dit in eeuwigheid een verbond zal zijn, een belofte die ook nu nog steeds voor Israël geldt: Israël kan niet van het toneel verdwijnen, want Gods belofte in dit volk blijft bestaan. En wij zullen in dat volk nooit delen, ook niet door de doop.
Gebed: Grote God, wat een belofte voor Israël! U koos het uit, en U liet de besnijdenis bestaan voor Uw volk en daarmee is Israël onuitroeibaar geworden. Het is Uw oogappel, Uw volk. Wij mogen delen in de verzoening, maar Israël zal voor U Israël blijven.