“En nadat hij tot zichzelf gekomen was…” (Lukas 15:17a)
“Maar hij werd boos…” (Lukas 15:28a)
Twee zoons en beide zijn ze het vaderhart uit het oog verloren en het vaderhuis is niet de plaats waar ze zich opladen en voeden. Maar in hun honger reageren ze wel verschillend. De oudste zoon was vervuld van zichzelf omdat hij altijd zijn best heeft gedaan op de akker. En als uiteindelijk zijn jongste broer weer thuiskomt, wordt ook duidelijk wat het eigenlijk met hem doet. Op dat terugkomen van zijn broertje komen we nog wel terug, maar het wordt duidelijk wat de honger van de oudste zoon uitwerkt. Hij wordt boos.
De oudste zoon keert niet tot zichzelf in en zoekt de schuld van zijn honger bij de ander en in dit geval bij zijn vader. Zijn vader heeft het gewoon helemaal verkeerd gedaan, want hij had hem moeten belonen voor zijn goede werkhouding. En hij beloont uiteindelijk dat waardeloze broertje van hem. Uiteindelijk lijkt God verschrikkelijke zondaren te belonen, terwijl juist die nette, kerkelijk voldane mensen geen beloning lijken te krijgen.
Hij is op zijn kookpunt en woede omdat hij de schuld niet bij zichzelf zoekt. Want daar zit het grote verschil met zijn broertje. Hij zoekt zijn honger niet bij zijn eigen fouten en bij zijn eigen verkeerde beeld van zijn vader, maar het ligt allemaal aan zijn vader. Ten diepste is de oudste zoon het beeld van diegenen waarbij God het anders moet doen. Want je hebt er toch echt heel veel voor gedaan, God moet toch echt wel tevreden zijn. Maar God wil kinderen die durven kind te zijn, zonder er iets voor te doen, omdat God Zelf al in alles heeft voorzien.
En waar de oudste de schuld bij een ander zoekt, zoekt de jongste zoon de oorzaak van zijn honger in zichzelf. Hij is weggegaan, hij wilde zonder zijn vader zijn, hij wilde op eigen benen staan. Eigenlijk wilde hijzelf als God zijn. Daardoor heeft hij nu honger. Maar dan blijkt dat deze zoon wel een goed beeld van zijn vader heeft. Zelfs de slaven van zijn vader hebben het nog beter. Er is maar ene manier om van zijn honger af te komen en dat is teruggaan naar zijn vader. De liefde van zijn vader komt terug op het moment dat het kritiek is in zijn leven. En waar zijn broer bezig blijft om zijn vader te beschuldigen, keert de jongste zoon tot zichzelf in.
Hij zal opstaan en naar zijn vader gaan, terwijl zijn oudste broer koppig en eigenwijs en vooral met heel veel onvrede en wrok op de akker wil blijven. De jongste zoon herinnert zich het vaderhuis waar hij uit is vertrokken, terwijl de oudste zoon het vaderhuis in zicht heeft, maar er bij vandaan blijft.
Het is maar net waar we de schuld van onze honger zoeken. Het is eigenlijk maar net welk beeld wij van God de Vader hebben. Want geloven wij dat we welkom zijn zoals we zijn? Durven we terug te gaan terwijl we naar de varkens stinken of gaan we niet terug naar de Vader omdat God ons niet genoeg heeft beloond, terwijl gore zondaren wel beloond worden? Er zijn twee soorten mensen, de ene zoekt altijd de schuld bij zichzelf en de ander altijd bij de ander. En in dit geval maakt dat hier het verschil.
Gebed: Vader, honger ligt altijd aan mijzelf, omdat ik bij U vandaan ben gegaan. Ik zal opstaan en teruggaan.