“En de jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader geef mij het deel van de goederen dat mij toekomt.” (Lukas 15:12a)
“En de oudste zei tegen zijn vader: Zie, ik dien u nu zoveel jaren en heb nooit uw gebod overtreden.” (Lukas 15:29a)
Een vader met twee zonen en allebei zeggen ze wat. Dat is opmerkelijk dat van beide zonen staat wat ze ten diepste willen. De jongste zoon stapt naar zijn vader toe en vraagt de erfenis op. Alsof zijn vader al dood zou zijn. Hij is in het vaderhuis en hij wil vertrekken. Hij wil het vaderhuis de rug toekeren en de wereld intrekken. Ja, dat doet een zondaar, die trekt de wereld in en gooit de deur van het vaderhuis, of de deur van het paradijs achter zich dicht. Dat is de ene zoon.
Maar er is nog een andere zoon. Ja, hij zegt pas iets als zijn jongste broer weer terug is, maar het wordt wel duidelijk hoe hij er over denkt. Zijn broer is dan terug en mag zo het vaderhuis weer in en dan de reactie van de oudste zoon. Hij heeft nog nooit een gebod overtreden. Hij heeft altijd zijn best gedaan. Trouw geweest voor zijn vader. Maar daardoor is hij net zo vervreemd geraakt van het vaderhuis dat zijn jongere broer.
De jongste heeft de deur dichtgetrokken en heeft gebroken met zijn vader, maar de oudste is altijd gebleven en heeft zijn best gedaan. Maar waarom doet hij dan zijn best? Kan hij daarmee dan het zoonschap verdienen? Is het zoonschap afhankelijk van wat hij doet? Je zou je af kunnen vragen welke zoon zijn vader het meest pijn doet. Want weglopen is wat, maar kindschap willen verdienen, alsof je anders geen kind zou mogen zijn, wat doet dat met een vader.
Ik weet niet wie jij vandaag bent, of in wie jij je het meest herkent. Ben jij de jongste zoon? Misschien ondertussen wel thuisgekomen bij de Vader, maar voorheen weggelopen omdat een leven zonder God toch wel mooier leek? Of herken jij je het meest in die oudste zoon.
Je doet je leven lang al je best voor God en je hoopt dat God tevreden met je is. Beide zoons, zijn in deze situatie verloren zoons. Op dit moment geldt van beide zoons dat ze vervreemd zijn van het vaderhuis en beiden zijn niet thuis. En misschien zit jij in een veroordelende houding naar allerlei zondaren toe, maar is jouw zonde dat je bij God bezig bent om iets te verdienen. Dat is op dezelfde manier het vaderhuis verlaten als de jongste zoon. Beide zijn vervreemd van hun vader.
En hoe het ook is, of je een nette kerkganger bent of een losgeslagen zondaar, we zijn allemaal verloren zoals we geboren zijn. Grove zondaren of vrome rechtzinnigen, beiden zijn het paradijs kwijt geraakt. En heb maar geen illusies, want hoe verder je nadenkt over deze gelijkenis, hoe schrijnender komen de nette kerkmensen er vanaf. Want laten we maar heel eerlijk zijn, in onze woorden dat we altijd op Gods geboden letten en daarnaar leven zit een hoogmoed die uiterst grof is. En door de erfenis op te eisen zit ook een hoogmoed die uiterst grof is. Je komt vandaag net verder dan te erkennen dat wij ons doel zoals we zijn geboren misten.
Gebed: Vader, zowel ik als mijn andere broer uit de gelijkenis misten allebei ons doel. En er zijn ook nu nog momenten dat ik die mis. Ik buig mij voor U neer omdat ik linksom of rechtsom U de rug toekeerde.