“En Hij zei: Een zeker mens had twee zonen” (Lukas 15:11)
We zullen de komende week nadenken over de gelijkenis van twee zonen. Het is een overbekende gelijkenis die je ook de gelijkenis van de verloren zoon zou kunnen noemen, maar wie is dan de verloren zoon? Of misschien zou je hem ook de gelijkenis van de wachtende Vader kunnen noemen, maar ik wil hem de gelijkenis van twee zonen noemen. De gelijkenis is overbekend en toch heb ik het gevoel dat ik er over moet gaan schrijven.
We zullen de komende dagen in tegenstellingen tussen de twee zonen er over nadenken en ik kan je garanderen dat dit heftig is, hoe bekend deze gelijkenis ook is. Want hoe het ook is, jij bent één van die twee zonen. Je bent of de jongste zoon, weg bij het Vaderhuis of al terug, of je bent de oudste zoon. Meer keuzes zijn er niet. In deze twee zoons wordt namelijk de hele mensheid door Jezus ingesloten. Dus je bent de ene of de andere. En uiteraard zijn dochters op dezelfde manier er bij ingesloten.
Wellicht vraag je jezelf af of je in deze gelijkenis jezelf moet terugvinden en of dit wel echt zo is. Nou, laten we even kijken naar het begin van het hoofdstuk. Het is opmerkelijk hoe hoofdstuk 15 begint. Het begint met de waarheid dat de tollenaars en de zondaars bij Jezus kwamen. Heel hoofdstuk 15 gaat over zaken die verloren zijn. Maar ook dat er blijdschap is op het moment dat iets dat verloren was, weer gevonden is. Dit heeft te maken met de zondaren en tollenaren die bij Jezus kwamen. Dat waren degenen die buiten lichtstraal van het Koninkrijk terecht waren gekomen.
Maar het is opmerkelijk dat aan het begin van dit hoofdstuk ook de Farizeeërs en de schrifgeleerden worden genoemd die mopperen over het feit dat Jezus met die zondaren en tollenaren omging. Notabene de kerk van toen klaagt over Jezus dat Hij, Die de Redder van de wereld is, met zondaren omgaat. Jezus gaat met het verlorene om en daar is de gevestigde kerk niet blij mee.
En op dat moment gaat Jezus tegen hen spreken over verloren zijn en gevonden worden. En in de laatste van de drie gelijkenissen gaat het over twee zonen. In de eerste twee gaat het alleen over verloren en gevonden, maar in de laatste gaat het over verloren en gevonden en ook over iemand die meent dat hij ergens recht op heeft en die dus niet verloren lijkt te zijn.
Twee keer verteld Jezus over het belang van dat wat verloren is, maar bij de derde gelijkenis spreekt Jezus over twee zonen, waarvan er eentje verloren raakt en de andere keurig in de buurt van het vaderlijk huis blijft en dus niet kwijt is.
Hoe dan ook, daarmee is de groep van zowel zondaren, als nette kerkmensen zoals de Farizeeërs getekend en kunnen we niet anders dan zeggen dat je hoe dan ook de ene, of de andere zoon moet zijn. Durf jij de confrontatie aan om naar deze gelijkenis te kijken op een manier die jou wakker zal schudden?
Gebed: Jezus, Uw gelijkenissen zouden wel eens heftiger voor mij kunnen zijn dan dat ik voor mogelijk houd. Laat U mij zien wie ik ben en wie U bent.