"Daarna las hij al de woorden van de wet voor, de zegen en de vloek, in overeenstemming met alles wat in het wetboek geschreven staat." (Jozua 8:34)
En dan ineens is de strijd voorbij, of is er ineens iets heel anders aan de hand. Plotseling treffen we het volk Israël bij de berg Gerizim en Ebal. Op die plaats had Mozes gezegd dat het volk bij elkaar moest komen om het verbond met God te herbevestigen. Ik weet niet in hoeverre jij belangrijk vindt dat de wet op zondag in de kerk gelezen wordt, of iets van de andere regels die God geeft, maar als één ding hier duidelijk is, vindt God dit dus wel belangrijk.
En wat hierbij opvalt is dat niet alleen de wet wordt genoemd, maar heel specifiek ook de zegen en vloek zoals we die tegenkomen in Deutronomium 27. Daar geeft Mozes de opdracht om het verbond te bevestigen, maar ook geeft hij daarbij de woorden van vloek en zegen mee aan te volk. En dat voert Jozua hier op dit moment ook zo uit. Je zou je kunnen afvragen, waarom dat dit op dit moment moet gebeuren. Nog lang niet al het land is ingenomen, dus waarom moet dit nu gebeuren. Er zijn pas twee steden ingenomen en de rest van het land volgt nog.
Misschien moeten we er gewoon nog even een vraag aan toe voegen: 'op welke manier raak je ingenomen land weer kwijt?'. En voor Israël geldt dan heel sterk: 'op welke manier raken zij letterlijk het land dat ze in hebben genomen weer kwijt?' Eigenlijk is die vraag heel eenvoudig: 'door jezelf te brengen onder Gods vloek'. Zodra zonden in Israël en zonden in jouw leven een rol spelen, zul je ervaren dat je ingenomen land weer kwijtraakt. Juist op die momenten zal de zegen van God wijken. En juist na het gevoel van de inname van twee steden, is het juist nu belangrijk om het volk op deze twee bergen bijeen te roepen.
De ene helft van het volk neemt zijn plaats in op de ene berg, de andere helft van het volk op de andere berg. En bij elk van de vervloekingen die Jozua uitspreekt over concrete zonden, die direct verbonden zijn aan de Tien Geboden zegt het volk 'amen'. Ze beamen elk gevolg van de overtreding van Gods weg. Waarschijnlijk heeft Jozua de zegeningen en vervloekingen in Deutronomium 28, waar elke vloek en zegen duidelijk in gevolgen wordt uitgewerkt ook voorgelezen. Maar dit is vooral duidelijk: het volk zegt 'amen' op elke vervloeking zodra ze Gods wet verlaten.
Soms hebben wij het gevoel de wet niet meer nodig te hebben, want wij zijn toch niet meer onder de wet? Nee, de wet zal ons nooit meer veroordelen, maar door onder de wet vandaan te gaan leven, brengen we ons wel onder de vloek en dat heeft gevolgen voor de vrijheid die we hebben ontvangen. Onder de vloek zal de grote tegenstander zijn land proberen terug te krijgen. En voordat het volk verder gaat met innemen van het land, worden ze hier weer bij stilgezet. En wij met hen. Overwinningen boeken op satan kan alleen als we onder de zegen van Gods wet blijven. Dat is wat allereerst belangrijk is.
Gebed: HERE God, U stelt zowel zegen als vloek ons voor. En ik zeg er 'amen' op, net als het volk Israël. Ik wil alleen onder Uw zegen zijn en bewaar mij voor Uw vloek.