Serie: Wij bidden
“Toen ging hij bij de farao weg en bad vurig tot de HEERE.” (Exodus 10:18 – HSV)
“Hierop verliet Mozes het paleis en bad tot de HEER.” (Exodus 10:18 – NBV21)
Er zijn gebeden in de Bijbel waar je niets van begrijpt, of als je heel goed leest en nadenkt tot de conclusie komt dat het een gebed is waar je toch wel heel veel kracht en genade voor nodig hebt. We kennen allemaal de verhalen van de tien plagen in Egypte. Dat die plagen verschrikkelijk geweest zijn is wel duidelijk. Wat bij mij altijd vragen blijft oproepen is de houding van de farao. Natuurlijk, God verhardde zijn hart op een gegeven moment, maar toch blijft er altijd zo’n vraag over of hij niet gewoon ook nog eigen verantwoordelijkheid heeft gehad. En dan de rol van Mozes en Aäron.
Stel je even voor dat jij in de rol van Mozes naar de farao van Egypte zou moeten om telkens een nieuwe plaag aan te kondigen. Tegelijk ben jij een Israëliet en zie je hoe het volk van Egypte, jouw volksgenoten het leven zuur maakt. Dat was namelijk wel de realiteit. Dan is de kans groot dat je diep van binnen het wel heel mooi vindt dat God hem begint aan te pakken, maar als je dan telkens als een plaag is uitgebroken door de farao wordt geroepen. De ellende die de farao telkens ervaart, zit hij ook niet op te wachten, maar tegelijk beseft hij ook dat er maar een manier is om telkens weer van een plaag af te komen. De God van de Israëlieten heeft de hand in die plagen en alleen Hij kan het stoppen en laten nu net Mozes en Aäron optreden in de Naam van Die God.
Hoe zou jij als jij Mozes zou zijn, reageren op het verzoek van de farao? Telkens vraagt hij of Mozes aan God wil vragen of de plaag stopt. Nu weet ik niet hoe jij in elkaar zit en hoe jij met onrecht omgaat, maar een reactie tegen de farao in de zin van “eigen schuld, dikke bult”, is helemaal niet zo vreemd, als dat bij je zou opkomen. Misschien dat je de eerste paar keer nog denkt: “Laat ik maar luisteren”,, maar of dat na een paar plagen nog zo is, is maar de vraag. Je ziet namelijk die vraag om een gebed meerdere keren voorbij komen. Iets wat ook bij mij opkomt, is de vraag waarom die farao dan zelf niet tot God bidt?
Tot God bidden op het moment dat God ingrijpt in een situatie en straft, heeft altijd iets in zich waar belijden van zonde tegenover zou moeten staan. Nu heeft de farao het wel over vergeving, maar dat vraagt hij eigenlijk telkens aan Mozes. Alsof Mozes degene is die moet vergeven. Hij begint er in ieder geval niet zelf aan om tot God te bidden en vraagt of Mozes dat wil doen. En wat opvallend is, is dat Mozes dat toch iedere keer doet. Hij doet dat zelfs vurig. Het gaat dus niet om zomaar een gebed, maar Mozes maakt er echt werk van. Het maakt ook wel duidelijk dat God kennelijk een gebed verwacht dat meer is dan gewoon vragen.
Mozes bidt telkens weer vurig, terwijl hij toch wel bijna zeker weet dat de farao niet veel meent van zijn spijt en dat de volgende plaag er gewoon aan gaat komen. Met andere woorden, deze gebeden van Mozes zijn eigenlijk onbegrijpelijk dat hij ze toch doet. Zegt dit iets over het karakter van Mozes of zegt dit is over dat wat hij weet over de situatie? Hoe dan ook, roept het bij mij de vraag op hoever ik zou gaan om voor iemand te bidden? En daarnaast besef je dan ook dat God ook die gebeden verhoort en daar iets mee doet. En reken dat Mozes graag klaar zou zijn met die farao en dat hij het volk zo snel mogelijk in vrijheid zou willen zien. Dan lijkt elk van deze gebeden eerder uitstel dan dat het echt helpt. Toch bidt Mozes en laat dat ook maar even doordringen. Hij betrekt God erbij en hij laat daarmee ook zien hoe genadig God uiteindelijk wil zijn. Daar doet de farao niets mee, maar uiteindelijk is dat niet belangrijk voor de houding van Mozes.
Gebed: Heer, leer mij voor iedereen bidden, ook voor diegenen waar ik liever vanaf zou willen zijn.