Thema: Rust
“Laten wij er dan beducht voor zijn dat iemand van u ooit schijnt achter te blijven, terwijl de belofte om in Zijn rust binnen te gaan nog van kracht is.” (Hebreeën 4:1)
Uiteindelijk sluit de Hebreeënbrief af met de rust, die begon op de zevende scheppingsdag. Het is heel bijzonder dat het juist daar in de Bijbel gebeurt. We hebben de hele zomervakantie nagedacht over rust. En bijna alles teksten over rust zijn voorbij gekomen. Soms leek het wat herhaling en was het zelfs ook wel eens scherp, maar het begon vanuit Gods verlangen om te genieten. Je zou dus kunnen zeggen dat God begint met rust, maar de rust die nog moet komen overstijgt straks alles.
Dat rust niet betekent dat je met je armen over elkaar moet gaan zitten afwachten is wel duidelijk geworden. Rust is in de Bijbel eigenlijk altijd actieve rust. Zo begon het bij God ook op de zevende dag. De rustdag was niet bedoeld om te luieren, maar om actief te genieten. Genieten waardoor je rust in God. Niet voor niets was dat in het Oude Testament al zo belangrijk. Alles wat in het Oude Testament gebeurt is eigenlijk een afspiegeling van dat wat straks zal komen. Elke overwinning in aardse zin, wijst heen naar de overwinningen onder het nieuwe verbond, maar zo is het dan dus ook met de rust. Er staat nog een belofte van eeuwige rust uit. Eeuwig genieten in Gods tegenwoordigheid.
Het is, zoals de schrijver van de Hebreeënbrief schrijft, niet voor niets dat de rust waarin Jozua het volk vanuit de woestijn bracht maar een rust was die erg ten dele was. Als dat de echte rust was geweest, was dat ook wel erg karig geweest. Dan was het hooguit een aardse rust geweest van tijdelijke aard. En ja, velen zijn zelfs in die aardse en tijdelijke rust niet eens gekomen vanwege hun ongehoorzaamheid. Ze zijn omgekomen onderweg naar de rust, in de woestijn. En dan zegt de schrijver dat als dit al gebeurt, dan moeten we de belofte van die eeuwige rust wel heel serieus nemen.
Natuurlijk, de brief aan de Hebreeën is in de eerste plaats een brief aan Joden in de verstrooiing. Daarmee is ook duidelijk dat het Joodse volk als eerste het recht had op de rust waarin we straks pas zullen ingaan. Het is door hun ongeloof als ze daar straks niet komen. Tegelijk blijft natuurlijk de oproep wel staan waar hoofdstuk 4 mee begint dat we er beducht op moeten zijn dat er niet iemand achterblijft. Pas dus op dat er in de woestijn van het leven niet mensen zijn die vanwege hun ongeloof achterblijven. In de woestijn is namelijk geen leven mogelijk, daar is de rust niet te vinden.
Dat betekent dat als we nu deze serie afronden, de vraag in de eerste plaats naar ons toekomt hoe wij leven richting die rust van het eeuwige genieten. De eeuwige zevende dag, zou je kunnen zeggen. Daar kom je alleen als je rust in het werk van Jezus. Jezus’ werk op aarde, als je daarin rust hebt gevonden, dan ben je op weg naar de eeuwige rust. Misschien helemaal geen nieuws, maar laat ik het toch een keer zo zeggen. Tegelijk ga ik er vanuit dat als je meeleest met ‘Tijd met God’ dit geen vraag meer is. Dan blijft de opdracht over waar hoofdstuk 4 mee begint: Let op, wees er op beducht, pas er op dat er niemand achterblijft. De belofte van de rust staat namelijk nog open. Er is op dit moment nog niemand die er buiten hoeft te blijven. Laten we ze dan meenemen, omdat wij nu al leerden genieten van de rust, nu al uit de rust onze weg zochten en echt al leerden genieten van wat God geeft. Dat smaakt naar meer en laten we onderweg er dan velen meenemen, zodat we straks echt met een hemel en een aarde vol, zullen genieten van God en Zijn rust.
Gebed: Heer, ik dank en prijs U voor de rust die U nu al geeft, maar ik verlang naar volmaakte en eeuwige rust en ik wil velen meenemen om nu al van U te leren genieten.