Thema: Eerste brief van Petrus
"En kom naar Hem toe als naar een levende steen, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar." (1 Petrus 2:4)
Waar ben je als gelovige voor bestemd? Op die vraag kun je natuurlijk een heleboel antwoorden geven en veel van die antwoorden zijn ook nog eens heel persoonlijk. Toch is het goed om één kant te benadrukken als het gaat om de vraag naar onze bestemming. En dat, omdat Petrus hier op in gaat, maar ook bij Paulus is dit een enorm groot thema. Beiden, al doen ze dat allebei met andere beelden, zetten de gemeente namelijk centraal. Als je het Nieuwe Testament leest en merk je telkens dat we als gelovigen niet bedoeld zijn om eenlingen te zijn. Zelfs waar de kerk onder druk kwam te staan, was telkens de gemeente die bij elkaar kwam van enorme betekenis. Dat is niet zomaar, want het is net als met een leger: Soldaten die alleen staan, zijn heel erg kwetsbaar. Als Petrus dan iets heeft gezegd over jonge gelovigen die doorgroeien naar volwassenheid, dan zet hij direct daar achteraan de stap naar de gemeente. En dat doet hij met allemaal begrippen uit het Oude Testament.
Nu is het thema 'gemeente' misschien in onze tijd niet zo vanzelfsprekend als dat het lijkt. Kerkelijk denken we in structuren van gemeenten, maar zelf zijn wij individualistisch, waardoor het functioneren van de gemeente, als de verzameling van gelovigen, onder druk staat. Petrus start in ieder geval wel vanuit het individu. Dat deed hij al bij het beeld van de baby's, maar dat doet hij ook als hij zegt: Kom naar Hem toe, als naar een levende steen. Hem grijpt terug op de tekst die ervoor staat, die volgt op het groeien in geloof. Groeien in geloof dat doe je vanaf het moment dat je geproefd hebt dat de Heer goedertieren is. Dan gaat het uiteindelijk over Jezus, maar zo hoef je dat niet gelijk te lezen. Heer kun je hier ook eerst nog even lezen als God, zoals Israël als volk naar God toeging. Het woord dat Petrus namelijk gebruikt voor 'komen tot' gebruikt de Griekse vertaling van het Oude Testament voor de priester die nadert tot God en dat doet hij namens het volk.
Petrus zegt nu tegen ons als gelovigen: Kom naar Hem toe! Zoals de priester dat namens het volk deed, zo doen wij dat nu, zonder tussenkomst van de priester. De weg naar God is open en als wij zo tot Hem gaan, dan komen we bij een levende steen aan. Dan gaat het natuurlijk helemaal over Jezus. Hij is de hoeksteen en Hij is ook nog eens de Levende. En zodra wij tot die Steen komen, worden wij ook levende stenen. Wij leven door Hem en omdat wij leven, worden ook wij als levende stenen gebruikt. Waar gebruik je stenen voor? Om een huis te bouwen. En waar bouw je een huis op? Op een fundament. Petrus schetst in het beeld van een gebouw hoe wij functioneren als we in onze bestemming zijn binnen de gemeente. Op het fundament vormen wij een levend gebouw, waar je niet zomaar een paar stenen kunt weghalen. We vormen dus met elkaar een geheel en hoe bijzonder blijft Petrus dan in het oude beeld van de tempel als hij zegt dat we als dat heilige huis een heilig priesterschap zijn om geestelijke offers te brengen.
Dat is dus de gemeente in de eerste plaats. Het is een geestelijk huis, waar we geestelijke offers brengen. Waar de offers van verzoening en aanbidding onder de oude bedeling in de vorm van dieren was, is de verzoening nu tot stand gekomen door een Mens, Jezus en zijn wij als levende stenen, ook de priesters die geestelijke offers brengen om God te verheerlijken. Of de gemeente belangrijk is! Niet alleen om elkaar vast te houden, maar ook om met elkaar God groot te maken.
Gebed: Heer, U als fundament en wij als levende stenen. We willen met elkaar een geestelijk gebouw zijn om geestelijke offers te brengen voor U.