“Wat betreft waarnaar u kijkt: Er zullen dagen komen waarin niet één steen op de andere steen gelaten zal worden die niet afgebroken zal worden.” (Lukas 21:6)
Breekt God kerken af, die vraag zou ineens bij je kunnen opkomen als je doorleest in Lukas. Het gesprek van Jezus krijgt namelijk ineens een totaal andere wending. Ineens gaat het over het einde van de wereld. En de eerste indruk van het gedeelte is dat het niet helemaal klopt. De verwoesting van de tempel en de wederkomst lijkt bijna gelijk te zijn. Of daar ging men blijkbaar vanuit. Toch blijft in de eerste plaats de vraag staan of God kerken zou kunnen afbreken.
Heel vaak heb ik gehoord ben theologen zeiden dat als de kerk niet trouw is aan God Woord dat God de kandelaar zal wegnemen. Overigens zijn dat woorden die we slechts ene keer zo letterlijk tegenkomen met betrekking op de Nieuw Testamentische kerk. In Openbaring zegt Jezus dit tegen de gemeente van Efeze die haar eerste liefde heeft verlaten en dan komt Hij de kandelaar wegnemen als zij zich niet bekeren. Als de kerk niet in de liefde voor Jezus wandelt, dan kan dat gevolgen hebben. Een passieloze kerk is dus in direct gevaar, maar het is de vraag of we dat een op een kunnen overzetten op de verwoesting van de tempel.
Het moment dat Jezus spreekt over de verwoesting van de tempel is het moment dat het volk vol trots kijkt naar het prachtige bouwwerk van de tempel. Overigens was de tempel op dat moment waarschijnlijk in renovatie, die door Herodes werd uitgevoerd. En hoewel de hele tempeldienst een puinhoop was, het gebouw zelf was van een enorme schittering. Wellicht keken de Joden er op dat moment naar met het gevoel dat het nog mooier zou worden. Maar eigenlijk is alleen al dat kijken naar dit gebouw een trieste werkelijkheid dat zij er niets van begrepen.
Overigens is dat net zo goed als christenen die hun ziel en zaligheid in hun kerkgebouw hebben gestoken. Christenen die zeggen dat God in de kerk woont en daarom niet van gebouw kunnen veranderen, is ongeveer hetzelfde. En dan komt het wel heel dichtbij. In de kerk, als gebouw wordt namelijk je zaligheid niet tot stand gebracht. Net zo min als dat de zaligheid van een Jood in de tempel te krijgen was, zeker niet meer vanaf dit moment. Jezus, het Lam van God, dat bij de tempel staat, weet dat die hele tempelcultus van geen enkele waarde meer is. Voor de Joden was de verwoesting van de tempel een rampscenario, want daarmee zou God uit hun midden verdwijnen. Maar de geestelijke werkelijkheid is dat de tempel waardeloos geworden was.
Alle offers hadden na Jezus geen enkele waarde meer. En misschien had het gebouw als aandenken in stand kunnen blijven, ware het niet dat Israël de offers bleef brengen en Jezus afwees. En daarmee komt het oordeel over de stad. Jezus afwijzen, brengt je altijd onder de vloek van Gods oordeel. Dat is de realiteit van het Evangelie en dat is gebeurd in Israël. Met de tempel is ook de hele stad uiteindelijk zo’n veertig jaar later helemaal verwoest. Jezus wilde door Zijn Geest in hun hart wonen, maar dat wilde Israël niet.
Gebed: Heer, U ben Koning in mijn hart en geen gebouw, geen godsdienst en geen offerdienst is daar voor nodig. Tegelijk bid ik voor Israël zodat ze Uw schoonheid gaan zien.