“Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.” (Genesis 12:2)
De Bijbel is een Joods boek, tenminste, dat is wat we vaak zeggen. En natuurlijk is dat zo, maar als je beseft hoe het in elkaar zit kom je tot de conclusie dat de Bijbel Gods boek is en dat dit wel gegrond is op het Joodse denken, maar dat Joodse denken bestond niet toen God met Israël begon, maar toen God met een eigen volk begon, heeft Hij dit denken in dit volk gelegd. Daarmee is dan ook helder dat het Joodse denken, Gods denken is. Het is niet voor niets dat de manier hoe het volk Israël met elkaar en met anderen moest omgaan door God is voorgeschreven. Deze manier van denken is het denken van Gods Koninkrijk dat Hij zichtbaar heeft gemaakt in Zijn volk Israël. En dat verhaal begint bij Abram.
God is er en de wereldgeschiedenis is al even bezig en al menigmaal is het misgegaan. Eerst bij Adam en Eva, vervolgens bij Noach en tenslotte bij de toren van Babel. En op dat moment begint God bij Abram een Eigen volk. En in dat volk legt Hij als het ware de grondwet van het Koninkrijk. Het gaat daar niet in de eerste plaats om het individu, maar om het grotere geheel. Een Jood weet zich altijd onderdeel van het grotere geheel en leeft niet voor zichzelf, maar voor het grotere geheel. Wij kunnen het apart en ongelovig vinden als het Joodse volk het bekende hoofdstuk uit Jesaja 53 over het Lam van God op zichzelf toepast, maar ergens zit ook daarin iets van het onderdeel zijn van het grotere geheel. De Knecht uit Jesaja 53 wordt door de rabbijnen uitgelegd als dat Jesaja hier Israël mee bedoelt.
Het hele Joodse denken begin bij de oprichting van het volk. Eigenlijk moet je zeggen dat dit begint op het moment dat God Abram uitkiest. Hij moet zijn familie verlaten en God belooft dat Hij Abram tot een groot volk zal maken. Dan zou je zeggen: “Dat is geweldig, als jij het begin van dat grote volk mag zijn, dat is een eer!”, maar als je doorleest wat God zegt, dan blijkt het juist niet om Abram te gaan, maar om het grotere geheel.
Abram zal een groot volk worden en zijn naam zal ook nog groot worden. En dan stoppen wij meestal met lezen. Tenminste, in de Bijbel lezen we natuurlijk wel verder, maar als wij kijken naar onze carrière dan werk het zo: “God zegent met mij een groot bedrijf en wat is het bijzonder dat ik een grote naam heb.” Eerlijk gezegd is dat het denken van onze tijd. God doet het anders en de oprichtingsacte van het volk Israël die God met Abram vaststelt is deze: “Jij zult een groot volk worden, je naam zal groot worden, Ik zal je zegenen en jij zult een zegen zijn!” God schept voorwaarden om Abram tot zijn doel te laten komen. De voorwaarden zijn: zegen, een groot volk en een grote naam. En het doel is dat Abram een zegen zal zijn! En Abram zullen alle families van de aardbodem gezegend zijn! Het gaat om de zegen die Abram zal zijn. Zijn leven is dus een leven om een zegen te zijn.
Ene zin nog voor nu: Ben jij bereid om zo te gaan denken dat wat jij bent en zult worden door God gebruikt wordt om een zegen te zijn. Wil jij daarvoor leven?
Gebed: Heer, wat een andere manier van denken houdt U er op na. Heel de wereld om mij heen is gericht op onszelf, maar U zet in op een zegen te zijn voor anderen, dat is pas leven!