"Buiten roept de hoogste Wijsheid luid, op de pleinen laat Zij Haar stem klinken. Zij roept boven het rumoer uit, aan de ingangen van de poorten in de stad spreekt Zij Haar woorden uit." (Spreuken 1:20 en 21)
Nadat Salomo een opening voor het boek Spreuken heeft geschreven, neemt de Wijsheid het over. Dat tweede gedeelte van het eerste hoofdstuk is niet zomaar een gedeelte. Nadat eerst Salomo nog aan het woord was, komt nu de Wijsheid aan het woord. Dat is eigenlijk tegelijk ook iets heel lastigs. Wie is eigenlijk die Wijsheid die ineens lijkt te gaan roepen? En als je dan gaat lezen wat de Wijsheid roept, wordt het helemaal lastig. Want het zijn eigenlijk woorden die vol staan met Goddelijke autoriteit.
Het eerste wat opvalt is dat de Wijsheid een vrouw blijkt te zijn. De hoofdletters lijken er op te wijzen dat het over God gaat, maar de vrouwelijke persoon maakt dat ook wel weer wat lastiger. Er wordt gedacht dat de Wijsheid een vrouwelijke profetes zou zijn. Dat zou je zo kunnen zeggen, maar dan loop je ergens in hoofdstuk 8 wel vast, omdat de Wijsheid daar eeuwig blijkt te zijn en we dit hoofdstuk ook toepassen op het eeuwige bestaan van Jezus.
Je moet ook eens letten op de plaats waar de Wijsheid haar stem laat horen. Ze doet dat op de pleinen, maar ze roept ook boven het rumoer uit. Als je alles bij elkaar optelt, kom je eerder uit op de uitleg dat de Wijsheid Goddelijk is. Het is Gods Wijsheid. En die Wijsheid komt door de gelovigen naar buiten. Want dat blijkt dan wel weer als Salomo zijn spreuken schrijft, maar tegelijk zijn dat Gods spreuken, die door Salomo woorden krijgen omdat God Zijn Wijsheid aan hem heeft gegeven.
Maar voordat er dan echt spreuken vol met wijsheid komen, dan laat Salomo eerst de Wijsheid Zelf aan het woord. En Wijsheid is dan heel scherp in haar bewoordingen. Ze begint met drie vragen, waar ze eigenlijk ook zelf antwoord op geeft. Eerst de vraag hoelang de onverstandigen het onverstand liefhebben, vervolgens hoelang de spotters voor zichzelf spotternij begeren en tenslotte hoelang de dwazen kennis haten. Met andere woorden: degene zonder vreze voor de Heer, degenen die zonder God in deze wereld leven, hoelang denken zij dit nog vol te houden. En als ze lang genoeg wachten met deze levensstijl, dan komt er een moment dat de Wijsheid spottend zal lachen als hun angst komt en dan kunnen ze roepen wat ze willen, maar zal de Wijsheid niet meer antwoorden. Als ze dan de Wijsheid zoeken, zal zij Zich niet meer laten vinden.
Deze boodschap aan de dwazen is dus een ernstige boodschap. Maar ze sluit haar woorden aan het einde van het hoofdstuk dan af met de opmerking dat degenen die wel naar haar luisteren, veilig zullen wonen en vrij zullen zijn van angst voor het kwaad. Het is dus maar de vraag wat je doet met de Wijsheid. Degene die haar negeren, zullen uiteindelijk zonder Wijsheid staan en omkomen. En daarmee heeft het hele Spreukenboek Goddelijk gezag gekregen en zijn het niet een paar woorden van een mens Salomo, maar van God Zelf, belangrijk om wijs te maken tot zaligheid.
Gebed: Heer, het is een niet eenvoudig gedeelte over de Wijsheid, maar leert U mij om elk woord van Wijsheid serieus te nemen.