Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er maar zult vinden. En die slaven gingen naar de wegen, verzamelden allen die zij vonden, zowel slechte als goede mensen; en de bruiloftszaal werd gevuld met gasten. (Mattheüs 22:9 en 10)
De koning ziet dat zijn feestzaal leeg blijft. Maar besef dat een koning zoals deze nooit genoegen zal nemen met lege stoelen in de feestzaal voor zijn zoon en de bruiloft van hem. Nooit zal deze koning het accepteren als deze zaal niet vol zal zijn en hij zal er alles, maar dan ook alles aan doen om de zaal vol te krijgen. God zal het nooit accepteren dat nadat Israël het liet afweten dat de troonzaal in de hemel straks niet gevuld zal zijn met mensen die feest vieren met Jezus.
Gisteren zeiden we dat het goed was om te beseffen dat onze toegang in de hemel alles te maken heeft met de afwijzing van Jezus door Israël. Maar het is ook goed om te beseffen dat God het er niet bij heeft laten zitten. Uiteindelijk moet het straks in de hemel echt feest zijn voor Koning Jezus. En dat blijkt ook wel uit de opdracht die de koning in de gelijkenis geeft aan zijn slaven.
Zijn slaven moeten naar de kruispunten van de wegen gaan. In de parallel gelijkenis uit Lukas moeten ze ook zelfs naar de heggen en steggen. Met andere woorden: hoe het moet, moet het, maar die feestzaal moet vol voor de zoon van de koning. Het maakt niet uit met wat voor soort mensen, maar de zaal moet vol. Als dan de genodigden niet meer willen, dan zullen anderen genodigd worden. Als degenen die bedoeld waren om het feest mee te maken uiteindelijk de koning en zijn zoon afwijzen, dan is er maar ene manier: dan worden anderen, ogenschijnlijk minder dan de eerste genodigden, geroepen.
En het blijkt de koning ook niet meer uit te maken wat voor soort mensen het zijn. Het zijn in ieder geval de mensen van de straat en het gaat om goeden en slechten. Wij zijn niet het uitverkoren volk van God. Wij zijn Israël niet. Op de schaal van waarde, staat Israël veel hoger, want zij zijn het volk waar God Zijn plan mee zou uitvoeren en de volkeren van de aarde hadden een mindere plaats. Maar toen uiteindelijk Israël het liet afweten, mochten wij komen. Volk van de straat, geen koninklijk volk zoals Israël. En zelfs slechten zijn welkom.
Eigenlijk zit in deze gelijkenis het hele Evangelie. Iedereen die de roepstem hoort van de dienstknechten van God, die mogen komen. Israël heeft die dienstknechten van God afgewezen en zelfs vermoord. Vele profeten hebben een onmogelijk leven gehad door de onwil van Israël. Maar nu zegt Jezus tegen ons: Iedereen mag komen, al woon je op de straat en al heb je een strafblad. Er is nu, omdat de genodigden het hebben laten afweten ruimte voor iedereen. Nee, dat betekent niet dat iedereen er zomaar in komt. Het is geen alverzoening, dat zal nog wel blijken. Zonder het bloed van Jezus kan het niet, maar wel wordt iedereen uitgenodigd.
Gebed: Heer, ik dank U dat U verder ging met Uw plan en dat ik in Uw plan pas en mag leven voor het grote feest in de hemel. En tot die tijd wil ik velen meenemen en uitnodigen.