"Wij danken God altijd voor u allen, wanneer wij aan u denken in onze gebeden, en zonder ophouden denken aan het werk van uw geloof, de inspanning van uw liefde en de volharding van uw hoop op onze Heere Jezus Christus, voor het aangezicht van onze God en Vader." (1 Thessalonicenzen 1:2 en 3)
Het is lastig om de tijd tussen Pasen en Hemelvaart, elk jaar te vullen met de geschiedenissen die in die tijd tussen deze twee heilsfeiten hebben plaats gevonden. Daarom zullen we de komende tijd stilstaan bij de eerste brief van Paulus aan de gemeente in Thessalonica. Een brief waar ook nog een behoorlijk gedeelte gaat over de opstanding. Vooral omdat die gemeente nogal in de war was omdat er ondertussen al weer heel wat jaren voorbij zijn gegaan, na de hemelvaart van Jezus en Jezus nog steeds niet is teruggekomen. Eigenlijk ook een brief aan een bijzondere gemeente, met bijzonder veel geloof.
Paulus begint in deze brief dan ook heel positief en de woorden die hij schrijft, zijn woorden die krachtig zijn in bemoediging. Als je nadenkt over wat Paulus aan het begin van deze brief zegt, dan zouden wij daar alleen al, nog veel van kunnen leren. Wij vinden het vaak allemaal zo normaal als we mensen om ons heen hebben die geloven. Maar Paulus vindt dit duidelijk niet gewoon. De eerste zinnen in deze brief zijn zinnen waarin hij zijn dank uitspreekt over het geloof van de gemeente in Thessalonica.
Ik weet niet hoeveel mooie gelovigen jij om je heen hebt, maar zijn de woorden van Paulus ook de woorden die op jouw leven passen? Paulus dankt namelijk voortdurend voor het geloof van deze gemeente. En hij denk zonder ophouden na over het geloof dat deze gemeente heeft. Ik geloof dat het ons juist hier nog wel eens aan ontbreekt. Het ontbreekt ons nogal eens aan positieve woorden over het geloof dat je ziet bij die ander. Maar juist dat is zo bemoedigend voor die ander. De woorden die Paulus hier dan ook schrijft, versterken de gemeente. Misschien ben jij opgevoed met het geloof dat je maar niet te positief over elkaar moet spreken, want dan zou die ander wel eens hoogmoedig kunnen worden. Ik heb vaak de uitspraak gehoord: Een veertje heeft nog wind nodig om op te stijgen, maar wij verheffen onszelf al zonder enige wind.
Op die manier houden we elkaar klein, ook in het geloof. Je ziet bij Paulus telkens terug hoe hij positieve woorden spreekt over volharding, over de liefde, over het geloof, over de hoop. Door dat te constateren bemoedigt Paulus juist de jonge gelovigen. Het is wel degelijk iets, wat hij ziet. Het is niet weinig, hij ziet veel en dat spreekt hij ook uit. Neem je vandaag eens voor om tegen drie mensen in je omgeving uit te spreken welk geloof jij ziet in hem of haar. Ga dat gewoon maar eens doen. En denk ook eens met dankbaarheid aan dat geloof van je geestelijke broers en zussen om je heen. Dat zal hen versterken, meer tot bloei laten komen en meer laten groeien in vertrouwen en geestelijke identiteit.
Gebed: Vader, ik dank U voor al die geestelijke broers en zussen om mij heen in wie ik zoveel geloof zie. Ik dank U voor de bemoediging die ik daardoor ook ervaar.