"U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, U hebt Mijn oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven." (Psalm 40:7 en 8)
We moeten nog een stapje dieper in de tekst waar we ook gisteren al bij stilstonden. God heeft uiteindelijk geen vreugde gevonden in alle offers. Alle offers waren slechts gericht op het echte Offer dat zou komen, Jezus Christus. Maar dat was niet zomaar een offer. Psalm 40 maakt dat al duidelijk. Jezus is in de eerste plaats Degene Die Zelf heeft besloten om te komen. Hij heeft in de eeuwigheid het besluit al genomen om te komen.
Als we in Spreuken lezen hoe het in de hemel was en hoe Jezus speelde voor het aangezicht van Zijn Vader, maar ook dat de Vader en de Zoon hebben overlegd wat te doen met de gevallen wereld. Een wereld die voor God geschapen was om Zijn vreugde in te vinden, die wereld was God kwijt. En toen is het Jezus Zelf geweest die heeft gezegd dat Hij zou gaan om Gods wil op aarde te doen en vervolgens ook nog eens de straf over de zonde te dragen.
Toch zijn de woorden uit Psalm 40 nog dieper dan dat deze gedachten zijn. De Psalmist heeft het er over dat Zijn oren doorboord zijn. Nu kan dat in de eerste plaats op David slaan, maar vanwege het citaat uit Hebreeën mogen we het in ieder geval ook helemaal op Jezus betrekken. Het doorboren van de oren gebeurde bij een slaaf die bij het jubeljaar weer vrij zou komen, maar die niet vrij wilde zijn. Zodra er een jubeljaar was moest iedere slaaf weer vrij worden, tenzij dat die slaaf tegen zijn heer zei dat hij het goed had en toch wilde blijven. In dat geval werden zijn oren met een priem doorboord als teken dat het zijn eigen keus was om slaaf te blijven.
Dat is wat Jezus doet. Hij had kunnen kiezen voor Zijn vrijheid, maar Hij heeft er voor gekozen om vrijwillig slaaf te worden op deze aarde. Hij gaf Zichzelf en maakte dit onomkeerbaar. Jezus was het offer dat kwam om ons te dienen. Hij verbond Zich aan onze zonde, aan onze gebrokenheid om ons daarmee vrijwillig en zonder terughoudendheid te dienen. En het verlangen wat Hij daarbij had, was om Gods wil te doen. Sterker nog, Hij droeg Gods wet in Zijn binnenste. Zijn geweten, Zijn wil en Zijn gevoel zijn totaal verbonden aan Gods diepste wil, zoals God dat in de wet heeft laten beschrijven.
Er is niemand met meer gewilligheid dan Jezus voor onze redding. Dat geeft ons een loflied in ons hart. En dat wat Jezus' verlangen was en de wet die in Zijn binnenste was geschreven, dat is ook wat Hij door het geloof met Zijn Geest in ons uitwerkt. Eigenlijk doen we ook na wat Jezus deed: Wij geven onze oren aan Hem, zodat Hij ze mag doorboren omdat we voor altijd Hem toegewijd willen leven. En voor deze wereld waarin het Koninkrijk gepreekt moet worden, zeggen wij het Jezus na: "Zie, ik kom, om Uw wil te doen."
Gebed: Jezus, zoals U gewillig was om tot het uiterste te gaan, zo wil ik mij ook aan U geven: Ik wil Uw wil doen, leer mij om U in alles te volgen.