Maar U bent heilig, U troont op de lofzangen van Israël. Op U hebben onze vaderen vertrouwd, zij hebben vertrouwd en U hebt hen bevrijd.Tot U hebben zij geroepen en zij zijn gered, op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd. (Psalm 22:4-6)
Het was ene grote klacht die David heeft geuit in de eerste verzen van deze psalm. Hij voelde zich totaal verlaten door God. En als we deze woorden uit de mond van Jezus horen, dan is Hij compleet verlaten door Zijn God, Die helemaal Zijn Vader is. De intense diepte van deze woorden zullen wij nooit kunnen bevatten. Degenen die straks verloren gaan zullen er iets van beseffen in eeuwigheid, maar zoals Jezus het, als de Volmaakte Zoon, heeft gevoeld zal nooit iemand dat beseffen en voelen.
Toch zijn de woorden van David als mens zoals jij en ik, ook heftig en intens. En ook als we zeggen dat wij nooit meer verlaten zullen worden door God omdat Jezus dit heeft gedragen, dan nog kan ons gevoel en ons geloof soms wat anders zeggen. En wat doet David dan? Hij doet eigenlijk twee dingen. Hij geeft ons, in onze nood en eenzaamheid twee handvatten om er mee om te kunnen gaan. En dit is geen trucje, maar dit is een geestelijk principe.
Aan de ene kant spreekt hij de heiligheid van God uit. God is de Heilige, Hij is de Allergrootste en Zijn plaats is totaal afgezonderd en hoger dan de onze. In deze aanbidding brengt David in herinnering waar God woont en troont. God is heilig en van een totaal andere orde, maar daarbij ook soeverein. Daarbij is Hij niet ver weg, al voelt David dit wel. Hij is zo dichtbij als daar waar onze lofzang klinkt. God, de Heilige, mijn God, troont op mijn lofzangen. Eigenlijk zegt David: "Het geestelijk principe om God Die mij lijkt te verlaten, komt nabij als ik de lofzang zing." Dit is een geestelijk principe op het moment dat we God kwijt zijn. Het lijkt tegen ons gevoel in te gaan, maar ga lofprijzen en brengt je lofzang voor Gods troon. We zien bij Petrus en Silas dat daardoor zelfs gevangenisdeuren open gaan.
Er is nog een tweede principe: Breng in herinnering wat er al is geweest. Als je eenmaal hebt meegemaakt dat God in je leven heeft ingegrepen, wordt het veel makkelijker om God te vertrouwen in Zijn wondermacht. David kijkt terug naar zijn voorvaderen. Zij hebben onvoorwaardelijk op God vertrouwd, zij hebben op hoop, tegen hoop op God vertrouwd. Abraham vertrouwde God zelfs toen hij Izak moest offeren en hij geloofde dat God hem uit de dood weer zou kunnen teruggeven. Zelfs de dood is voor God geen probleem.
God heeft door de hele wereldgeschiedenis heen en ook in ons leven, laten zien dat Hij er is voor degenen die onvoorwaardelijk op Hem blijven vertrouwen. Eigenlijk is dat wat David ons geeft als tweede principe: Blijf op God vertrouwen, zelfs als alles hopeloos is. Dit is wat de gelovige generaties voor ons ook hebben gedaan. Zelfs als er geen uitkomst kwam, bleven ze hopen op de uitkomst in de eeuwigheid. En wij mogen staan op de schouders van ons voorgeslacht. Laten we op die geloofservaringen dan ook gaan staan en bouwen op God alleen!
Gebed: Vader, soms lijken dingen onmogelijk dat er nog kansen zijn. Maar U hebt ons al zo vaak laten zien dat U in situaties altijd groter, machtiger en sterker bent. Ik loof U om Uw heerlijkheid en macht en ik vertrouw op U, zelfs als er geen hoop meer is.