"O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!" (Romeinen 11:33)
Paulus sluit het onderwijs over Israël af, tenminste zo lijkt het wel. Aan het einde van hoofdstuk 11 aanbid Paulus de onnaspeurlijkheid van God. Ook aan het einde van hoofdstuk 8 sloot Paulus op een bijzondere manier af. Toen was het een lofzang en nu is het meer een aanbiddingslied. Maar gaat dit laatste stuk van hoofdstuk 11 echt over Israël? Of zegt Paulus hier eigenlijk iets totaal anders?
Paulus heeft het hier over de diepte van rijkdom, over de wijsheid van God, over de kennis van God, over het niet kunnen doorgronden van Gods oordelen en het niet kunnen naspeuren van Gods wegen. Bedoelt Paulus dit hier als aanbidding over de wonderlijke weg van God met de heidenen en het verval van Israël? Mag ik er nog een vraag bijleggen? Horen de hoofdstukken 9 t/m 11 eigenlijk wel apart van de eerste 8 hoofdstukken? Sluit Paulus wel iets af bij hoofdstuk 8?
Ja, Jood en heiden zijn één voor God en beide hebben ze dezelfde genade nodig. Maar konden de eerste 8 hoofdstukken wel bestaan als dit gedeelte over Israël had ontbroken? Zonder deze weg met Israël was er niet eens heil voor ons beschikbaar gekomen. Daar moet je eens even over nadenken. Het gedeelte over Israël hoort helemaal bij het complete heilsplan en heilshandelen van God. En na alles wat we hebben overdacht, is er eigenlijk een heleboel dat we niet kunnen begrijpen. Begrijpen wij Gods weg met Israël? Hoeveel waarom-vragen zijn er overgebleven? Maar begrijpen wij wel Gods genade voor zondaren, begrijpen wij werkelijk hoe het zit met de rechtvaardiging?
Uiteindelijk komt Paulus als hij aan het einde van hoofdstuk 11 is gekomen tot een eindconclusie over Gods gehele plan en niet tot een conclusie ten aanzien van Israël. Wat is er niet ondoorgrondelijk en onnaspeurlijk. Laten we nu eens gewoon zeggen hoe het echt is: Gods wegen zijn onnavolgbaar en wonderlijk. Als God niet op Zijn Goddelijke manier was gaan denken en handelen, dan was er voor ons maar één plaats overgebleven na dit leven. Dat was de plaats van eeuwige ondergang.
Begrijpen wij wel iets van God? Of moeten we uiteindelijk vandaag heel eerlijk zeggen dat we met heel veel vragen blijven zitten, maar uiteindelijk moeten zeggen: Gods plan dat Hij in de eeuwigheid bedacht gaat al ons denken ver te boven, maar is ook werkelijk de enige weg tot redding. Zonder Israël als volk was er nooit een Redder gekomen, zonder genade, die onbegrijpelijk is, was er vanuit ons niets mogelijk, zonder verharding van Israël was er voor geen heiden hoop geweest. Mijn aanbidding is slechts voor Hem. En aanbidding is niet wat we begrijpen, aanbidding is niet wat we krijgen, maar aanbidding komt tot zijn doel in om Wie God is, zelfs als Hij al ons denken, voelen en geloven te boven gaat. Laten we zwijgen als we God willen begrijpen of narekenen, maar laten we aanbidden voor Wie Hij is en hoe Hij handelt met Israël en met ons, gericht op ons behoud.
Gebed: Vader, ik aanbid U, ik aanbid U. Mijn gedachten en mijn verstand stopt met U te begrijpen, ik kom slechts tot aanbidding om Wie U bent.