"Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal er dan tegen ons zijn? Hoe zal Hij, Die Zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?" (Romeinen 8:31 en 32)
Hoe zeker is nu die rechtvaardiging en die verheerlijking voor degenen die God heeft geroepen en die gehoorzaam geweest zijn aan die roeping? Paulus is natuurlijk heel stellig over de rechtvaardiging en de verheerlijking. Het ene volgt op het andere. Maar regelmatig worstelen wij toch nog met aanklachten of het gevoel dat er toch iets voor onze beleving niet klopt. Of misschien zelfs wel dat satan ons aanklaagt en we hem eigenlijk erg makkelijk gelijk moeten geven.
Maar wie kan er ooit nog tegen ons zijn, als God, door Jezus altijd voor ons is? Wie kan dat? Wie kan er iets tegen ons inbrengen, als God niet weet waar de aanklacht nog over gaat? En wie kan ons iets aandoen als God voor ons is? Denk je nu echt dat God Zijn kind iets laat overkomen omdat God dit leuk zou vinden? Ik denk dat wij heel vaak nog denken dat God soms heel grillig is, alsof God ons soms zomaar nog zal straffen. Maar dat is een leugen. Zou God, Die Zijn Zoon Jezus zo diep en verschrikkelijk heeft laten lijden om ons van elke zonde, elke gedachte, elke aanklacht, elke ziekte te bevrijden, ons iets zou aandoen? Dan zou het betekenen dat wat Jezus deed zinloos is geweest. Zou dat Gods karakter zijn? God Die juist Jezus zond als redding voor jou en mij, zou Hij dat weer verachten? Verwerpen en afwijzen van Jezus, kan God dat doen?
Paulus maakt met deze woorden zo duidelijk dat dit een gedachte is die te belachelijk voor woorden is. Het slaat gewoon helemaal nergens op om dat te geloven! Waarom gaf God Zijn Zoon over tot in de dood? Om ons met Hem alle dingen te schenken. Als God dat niet zou schenken, als God ons toch zou laten vallen, waarom heeft Jezus dan geleden? Dit kan gewoon niet eens waar zijn, dit is de grootste dwaasheid die je kunt bedenken. Dus iedereen die zich heeft vastgegrepen aan Jezus, die aan de roeping gehoorzaam is geworden, die kan God, op grond van het werk van Jezus nooit meer loslaten. Alles is helemaal zeker.
Iedereen die God heeft uitverkoren kan nooit meer uit die uitverkiezing vallen. En nu zie je op welk moment Paulus de uitverkiezing erbij haalt, pas in vers 33. Pas na de roeping, pas na het antwoord op de roeping. Er is wel een uitverkiezing, maar die gaat helemaal buiten ons om. Gods plan is voor ons alleen te bekijken vanaf de kant van de roeping. En daar is Gods kant van het plan ook, maar dat begrijpen wij niet, behalve dat degenen die uitverkoren zijn, echt veilig zijn bij God. Niemand kan iets inbrengen tegen Gods uitverkorenen, niemand kan iets doen tegen Gods kinderen dat ongestraft zal blijven. God bewijst Zijn trouw aan degenen die Hem liefhebben.
Gebed: Vader, hoe Uw plan eruit ziet weet ik niet, dat maakt ook niet uit, maar dit weet ik wel: U riep mij en ik hoorde, en ik ben van U gaan houden en daarom weet ik dat ik uitverkoren ben en nooit meer uit Uw hand zal vallen.